Manifest ‘Energietransitie Europa-Afrika: Gelijkwaardig!’ Op basis van een webinarserie in 2024/25, georganiseerd door GroenLinks Milieunetwerk en PvdA Duurzaam
●1. Onze energietransitie en het Zuiden.
Onze energietransitie is onderweg. We bouwen een duurzaam energiesysteem, onze woningen gaan ‘van het gas af’ en we rijden steeds vaker elektrisch. Tijd om ons druk te maken over ‘de achterkant’ van onze transitie. Want voor batterijen van elektrische auto’s en voor magneten van windturbines zijn kritieke grondstoffen nodig, voor de industrie en energieopslag is (straks) groene waterstof nodig, allemaal veelal gewonnen in de landen van het Mondiale Zuiden. Maar de mijnbouw gaat vaak gepaard met milieuvervuiling, waterschaarste, slechte arbeidsomstandigheden, gedwongen verhuizingen en schending van mensenrechten. Dat is geen duurzame energietransitie, dat moet anders. De ‘Afrikastrategie 2023-2032’, die de vorige regering uitbracht, en het advies ‘Klimaatrechtvaardigheid als noodzaak’ van de Adviesraad Internationale Vraagstukken, beide uit 2023, stellen dan ook dat we dat op een gelijkwaardige en klimaatrechtvaardige manier moeten doen. Neokolonialisme en extractivisme moeten we voorkomen. Mooie woorden, maar hoe doen we dat concreet bij energietransitie? Daarover ging de webinarserie ‘Energietransitie Europa-Afrika: hoezo gelijkwaardig?, die GroenLInks Milieunetwerk en PvdA Duurzaam organiseerden en daarover gaat dit Manifest.
●2. Een Green Deal EU-Afrika.
Willen we gelijkwaardig, via een ‘just and equal partnership’, met Afrika samenwerken, dan zullen we om te beginnen goed moeten luisteren. Wat willen de Afrikaanse landen zelf? Saliem Fakir, directeur van de African Climate Foundation, horen we dan bijvoorbeeld zeggen: ‘Hoe lossen we de Afrika-paradox op: dat is onze uitdaging! Die paradox is dat Afrika alle mogelijkheden bezit om het ‘powerhouse’ van de internationale energietransitie te worden, maar in de praktijk arm is en afhankelijk van andere landen en bedrijven’. En wat ziet Afrika dan als prioriteiten in zijn eigen energietransitie? Twee zaken komen vooral naar voren, bijvoorbeeld in de conclusies van de Africa Climate Summit 2023: Toegang tot energie (‘energy access’) voor de 600 miljoen mensen die dat nog niet hebben, en groene industrialisering. Een eigen duurzame energie- en groene waterstof-industrie om daadwerkelijk uit te kunnen groeien tot dat ‘green powerhouse’ van de energietransitie, zowel nationaal als internationaal. Europa heeft Afrika nodig voor grondstof, groene energie en groene waterstof, Europa kan Afrika helpen om de genoemde paradox op te lossen. Dat vormt een gelijkwaardige agenda. Natuurlijk, Afrika is niet één geheel, maar bestaat uit 54 landen, ieder met zijn eigen belang, ook rond energietransitie. En samenwerking is met het ene land misschien relevanter dan met het andere. Maar toch: de energietransitie is een gemeenschappelijk belang voor heel Afrika. Door samen te werken en Afrika in zijn kracht te zetten zodat het zich kan ontwikkelen tot een ‘green powerhouse’ kunnen we tevens een stukje van onze historische koloniale schuld inlossen. Het wordt tijd dat Europa en Afrika samen tot een ‘Green Deal’ komen. De zevende topontmoeting tussen de Afrikaanse Unie en de Europese Unie later dit jaar is daarvoor een mooi moment.
●2.1 Laat Europa en Afrika tot een ‘Green Deal’ komen: samenwerken aan een gelijkwaardige energietransitie-agenda.
●3. Strategisch partnerschap.
Het Draghi-rapport en het Concurrentie-Kompas van de Europese Commissie drukken ons met de neus op de feiten: Europa moet zijn economische en technologische afhankelijkheid van derde landen verminderen, om aan politiek handelingsvermogen te winnen. Strategische autonomie, daar moet Europa zich op richten volgens deze rapporten. Dat is allereerst goed nieuws, Europa moet zijn eigen huiswerk doen, aan de bak met groene innovatie. Minder energie en grondstoffen gebruiken, meer efficiency doorvoeren, een circulaire economie versnellen. Dat is ook precies wat Afrika van een ‘just and equal partnership’ vraagt: Europa, doe eerst je eigen huiswerk. Schep ruimte voor Afrika’s ontwikkeling. Kortom, voortvarend aan de slag met deze ‘Mondiaal Noord’ agenda. Een tandje extra mag wel. Sterker: het moet! Maar Strategische autonomie moet niet betekenen dat Europa zich terug trekt achter zijn grenzen en niet meer op samenwerking gericht is. Qua grondstoffen en materialen zal dat ook niet kunnen, Europa zal nooit totaal zelfvoorzienend kunnen zijn, dus blijven we andere landen nodig hebben. ‘En dan is het cruciaal dat we niet weer terugvallen in een extractivistische benadering maar gelijkwaardige partnerschappen tot stand brengen’, aldus Joseph Borrell, tot voor kort de buitenlandchef van de EU. Die partnerschappen zullen langdurig en strategisch van aard moeten zijn. Betrouwbaarheid en wederkerigheid (‘mutual interest’) moet daarbij voorop staan. En omwille van diversificatie liefst met meerdere landen. Dat zal niet met ieder land even goed kunnen, het is zaak ons te richten op landen met een (min of meer) democratisch karakter en een duidelijk energietransitie-beleid. Nu de democratie wereldwijd onder vuur ligt van agressieve autocraten, heeft de EU er meer dan ooit belang bij om de banden aan te halen met democratieën in Noord én Zuid. China en Rusland importeren niet alleen grondstoffen uit Afrika, maar exporteren ook hun autoritaire maatschappijvisie naar Afrika. Alleen al daarom mag Europa Afrika niet links laten liggen. Strategische autonomie en gelijkwaardige partnerschappen zijn dus niet strijdig met elkaar maar vullen elkaar aan. We versterken ons handelingsvermogen als Europeanen niet door autarkie na te streven, maar door onze toeleveringsketens te diversifiëren in samenwerking met partners met wie we bepaalde waarden delen. Dus laten we gaan voor een ‘open’ strategische autonomie.
●3.1 Gelijkwaardigheid begint met een ‘Mondiaal Noord’ agenda: Europa moet zelf minder energie en grondstof gebruiken. We moeten de energietransitie hier versnellen, niet afremmen.
●3.2 Gelijkwaardigheid is meer dan transactioneel zaken doen. Het gaat om samenwerking op basis van gedeelde waarden, zoals democratie, mensenrechten, internationaal recht en klimaatrechtvaardigheid.
●3.3 Strategische autonomie en gelijkwaardige partnerschappen zijn niet strijdig met elkaar maar vullen elkaar aan. Europa en Afrika hebben elkaar nodig, zeker bij de energietransitie. Pleit in de Europese Unie voor zo’n ‘open’ strategische autonomie.
●3.4 Europa moet Afrikaanse landen niet dwingen te kiezen tussen China (of Rusland) en Europa, maar bewijzen dat het een betere partner is voor duurzame ontwikkeling.
●4. Klimaatrechtvaardigheid en ‘ons belang’
Eeuwen van slavernij en kolonialisme werken tot de dag van vandaag door in de vorm van economisch en ecologisch onrecht. Afrika is het minst verantwoordelijk voor de klimaatcrisis, maar de Afrikanen worden er onevenredig hard door getroffen. Europa heeft een historische verantwoordelijkheid om bij te dragen aan de bestrijding van armoede en klimaatrampen in Afrika, door eerlijke samenwerking. Die samenwerking kan ook Nederlandse en Europese belangen dienen, zeker als het gaat om energietransitie. Wij hebben grondstoffen en groene waterstof nodig voor onze energietransitie. Afrika kan die leveren, maar dan zullen wij mee moeten werken aan realisatie van de Afrikaanse behoeften, met name de toegang tot energie en groene industrialisering. Dat is eerlijke handel en zo dragen we ook bij aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals, SDG’s) van de Verenigde Naties De Beleidsbrief Ontwikkelingshulp van het huidige kabinet zet het ‘belang van Nederland’ centraal en vertaalt dat vooral in kansen voor Nederlandse bedrijven. Maar die bedrijfskansen kunnen alleen benut worden als ze hand in hand gaan met medewerking aan de Afrikaanse prioriteiten. Afrikaanse regeringen en burgers worden, terecht, veeleisender als het gaat om benutting van hun natuurlijke reserves. Bovendien, we willen toch niet puur transactioneel opereren, maar vanuit een ‘just and equal partnership’? Daar moet dus ook (publiek) budget voor zijn. Dat is geen ‘hulp aan arme landen’, maar samenwerking vanuit wederzijds en dus ook Nederlands belang.
●4.1 De Afrikastrategie (2023) moet van kracht blijven. Gelijkwaardige samenwerking staat hierin centraal. Kansen voor Nederlandse bedrijven, waar het (huidige) beleid zich op richt, zijn alleen via gelijkwaardige samenwerking te realiseren. Afrika eist dit gewoon van ons. Pleit hiervoor in de Tweede Kamer.
●4.2 Nederland en Europa hebben strategische belangen in Afrika als het gaat om grondstoffen en groene energie. Met het oog daarop moeten we bijdragen aan ‘energy access’ en ‘groene industrialisering’ in Afrika. Zo krijgt gelijkwaardige samenwerking vorm. Dat is geen ‘hulp aan arme landen’, maar samenwerking vanuit wederzijds en dus ook Nederlands belang.
●5. Agenda-niveau: Handel en SDG’s
Een ‘just and equal partnership’ inzake energietransitie vraagt een brede, gecombineerde agenda. Europese prioriteiten zijn grondstoffen en groene waterstof, Afrikaanse prioriteiten zijn ‘energy access ’en ‘groene industrialisatie’. Op beide fronten moet samengewerkt worden, dus ook aan een aantal Duurzame Ontwikkelingsdoelen, met name SDG 7 (energy access) en SDG 8 en 9 (groene industrialisering). Dus kort samengevat: een inzet op ‘Handel en SDG’s’. Voor de toegang tot energie heeft Nederland in de Internationale Klimaatstrategie (IKS, 2022) een duidelijk beleidsdoel geformuleerd: voor 2030 willen we wereldwijd tenminste 100 miljoen mensen van hernieuwbare energie voorzien. Het huidige kabinet laat deze doelstelling echter vallen. ‘Geen geld meer uittrekken voor kleinschalige hernieuwbare energie’, stelt de Beleidsbrief Ontwikkelingshulp. Dat is te betreuren met het oog op een gelijkwaardige samenwerking, zoals hiervoor beargumenteerd is. Bovendien missen we zo een kans om aan te sluiten bij het Europese Global Gateway beleid en bij het recente Mission300-initiatief van de Wereldbank en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank, dat beoogt voor 2030 (zelfs) 300 miljoen mensen van duurzame energie te voorzien. Naast het Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (BHO) zijn ook de Ministeries van Economische Zaken (EZ) en Klimaat en Groene Groei (KGG) betrokken bij buitenlandse handel en internationaal klimaatbeleid. Zij zijn medeverantwoordelijk voor de IKS. Daarin staat verder: ‘de inzet van de Nederlandse (top)sectoren, zoals bijvoorbeeld water, landbouw en duurzame energie, staat centraal, net als de bevordering van duurzame ontwikkeling door een samenhangende inzet van relevante instrumenten voor buitenlandse handel, investeringen of ontwikkelingssamenwerking.’ De vraag is hoe deze combinatie van ‘Handel en SDG’s’ vorm kan krijgen, in het bijzonder op het gebied van energie, als de instrumenten van ontwikkelingssamenwerking wegvallen. Het is zaak de beleidscoherentie te herstellen.
●5.1 Een gelijkwaardig partnerschap moet zich richten op een brede agenda van ‘Handel en SDG’s’, met name SDG7 (energy access) en 8,9 (groene industrie).
●5.2 Nederland wil voor 2030 tenminste 100 miljoen mensen van hernieuwbare energie voorzien. Dit beleidsdoel uit de Internationale Klimaatstrategie moet van kracht blijven. Ontwikkelingsbudget en programma’s gericht op kleinschalige hernieuwbare energie moeten daartoe gecontinueerd worden.
●6. Project-niveau: Export en Lokale ontwikkeling
Europese bedrijven zijn van oudsher betrokken bij mijnbouwprojecten in Afrika. Daarnaast ontstaan er steeds meer plannen om groene energie(dragers), van stroom tot waterstof, in Afrika te produceren voor export naar Europa. Het is cruciaal dat deze projecten zich niet louter richten op export, maar ook bijdragen aan lokale ontwikkeling, en daarmee aan de SDG’s. Dat houdt in dat projecten in ieder geval moeten voldoen aan de volgende voorwaarden: ● Lokaal nut. Een project dient bij te dragen aan lokale ontwikkeling, bijvoorbeeld op de volgende manieren: -Energie. Voor de productie van groene waterstof bijvoorbeeld is groene energie nodig, van een zonne- of windpark. Laat ook de regio profiteren van deze groene stroom. -Water. Voor groene waterstofproductie is ook veel water nodig. Onttrek dit niet aan de lokale landbouw. Als bijvoorbeeld (gedestilleerd) zeewater gebruikt wordt, laat dat ook zorgen voor de lokale (drink)watervoorziening. -Waterstof. Zet de geproduceerde groene waterstof niet alleen in voor de export, maar ook voor de lokale economie, bijvoorbeeld doordat het bijdraagt aan kunstmestproductie of elektrische mobiliteit. ● Groene industrialisering. Laat de projecten bijdragen aan groene industrialisatie in Afrika door: -Lokale verwerking van grondstoffen tot halffabricaten of eindproducten, zodat een groter aandeel van de waardeketen aan de regio ten goede komt. Bijvoorbeeld groene waterstof lokaal inzetten voor productie van kunstmest of groen staal. -Een vitale lokale toeleveringsketen en infrastructuur. -Structurele werkgelegenheid, lokaal management, opleiding en training. -Kennis- en technologieoverdracht -Mede-eigenaarschap; garandeer nationale deelneming en medezeggenschap in een bedrijf. -Versterking van nationale en intra-Afrikaanse markten. Maak elektrische mobiliteit toegankelijk voor inwoners van Afrikaanse steden of groene kunstmest ook voor boeren in andere Afrikaanse landen. ● Verantwoord ondernemen. Zorg dat een project voldoet aan de standaarden van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) ten aanzien van milieu, natuur, water, arbeidsomstandigheden (met name bij mijnbouw) en mensenrechten. Betrek vrouwen, jongeren en andere sociale groepen hierbij, zij spelen lokaal een belangrijke rol en zouden zeker niet op achterstand moeten raken als gevolg van de energietransitie en daarbij behorende internationale samenwerking.
●6.1 Energie- en groene waterstofprojecten dienen zich niet alleen te richten op export, maar ook bij te dragen aan lokale ontwikkeling: lokaal nut, groene industrialisatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen.
●7. ‘Just and Equal’ standaard
Het is belangrijk een heldere en concrete ‘Just and Equal’ standaard te formuleren, om te garanderen dat mijnbouw- en energie- en groene waterstofprojecten voldoen aan de hierboven genoemde criteria. De J&E-standaard hoeft geen nieuwe standaard te zijn, maar kan ook versterking van bestaande regelgeving en initiatieven betekenen. Denk aan de EU-richtlijn over ‘corporate sustainability due diligence’ (CSDDD, de ‘anti-wegkijkwet’), het IMVO-convenant voor de hernieuwbare energiesector, en de Global Just Transition Alliance. Wel moet er dan voor gezorgd worden dat deze regelingen alle genoemde J&E-criteria dekken. Deze J&E-standaard is breder dan het IMVO-convenant. Dit laatste richt zich vooral op milieu, arbeidsomstandigheden en mensenrechten. De J&E-standaard voegt hier ‘lokaal nut’ en ‘groene industrialisering’ aan toe, ofwel de SDG’s 6,7 (water, energie) en 8,9 (werk, economische groei, duurzame industrialisatie). Betrek Afrikaanse landen en vooral het maatschappelijk middenveld bij het formuleren van de J&E-standaard. Energietransitie en lokale sociaaleconomische ontwikkeling zijn daar zeer verweven, en de rol van sociale groepen als vrouwen en jongeren is daarom groot. Zij moeten lokaal het maatschappelijk verantwoord ondernemen van bedrijven controleren en zo nodig afdwingen, zij moeten in hun kracht staan. Regelgeving zoals een J&E-standaard kan hen daarbij helpen. Betrek mogelijk ook de Afrikaanse diaspora in Nederland en Europa bij de formulering.
●7.1 Zorg voor een heldere en concrete ‘Just and Equal’-standaard met criteria waaraan mijnbouw- en energie- en groene waterstofprojecten moeten voldoen. Tweede Kamer, stel deze vast.
●7.2 Formuleer de standaard samen met het Afrikaans maatschappelijk middenveld. Betrek vrouwen en jongeren erbij. Zij moeten lokaal toepassing ervan controleren en kunnen afdwingen.
●7.3 Breid het IMVO-convenant voor de Hernieuwbare energiesector uit met de SDG-criteria 7,8,9.
●8. Groene waterstof import
Voor onze energietransitie hebben we straks groene waterstof nodig, een deel zal geïmporteerd moeten worden. Nederland heeft inmiddels intentieverklaringen, zogenaamde ‘memoranda of understanding’ (MoU’s), over groene waterstof productie en import afgesloten met Afrikaanse landen als Marokko, Namibië en Zuid Afrika. Daar staan mooie woorden in, maar hoe wordt nu de praktijk? Blijven de goed intenties overeind in de internationale marktconcurrentie? Het is daarom zaak die intentieverklaringen zorgvuldig uit te werken tot concrete uitvoeringsplannen, samen met de lokale overheden en maatschappelijk middenveld, en concrete importcriteria te formuleren. Die moeten allemaal voldoen aan de J&E-standaard. En goede handhaving daarvan is essentieel. De Tweede Kamer heeft gevraagd ‘groene waterstof ‘ toe te voegen aan het IMVO-convenant voor de hernieuwbare energiesector, dat nu vooral een focus kent op wind- en zonne-energie. De Minister van KGG heeft toegezegd hierop terug te komen. Zorg dat dit gebeurt. Tenslotte past een kanttekening. Groene waterstof wordt wel de champagne van de energietransitie genoemd, het biedt perspectief op een fossielvrije zware industrie, lucht- en scheepvaart en schept mogelijkheden voor energieopslag. Maar de productie ervan vraagt veel groene stroom, plus water en kritieke grondstoffen voor de electrolysers. Directe elektrificatie is in veel gevallen ook mogelijk en verdient dan vaak de voorkeur, we moeten kritisch omgaan met de inzet van waterstof en die vooral richten op toepassingen met een duidelijke meerwaarde. De productie van groene waterstof is ook niet CO2-vrij: de productie van zonne panelen, windturbines en electrolysers gaat gepaard met CO2-uitstoot, evenals het intercontinentale transport van de groene waterstof – zeker per schip. De CO2 voetafdruk van groene waterstof kan verkleind en de klimaatwinst vergroot worden, door een deel van onze energie-intensieve industrie te verplaatsen naar plekken waar veel groene waterstof geproduceerd kan worden – dus bijvoorbeeld naar Afrika.
●8.1 Tweede Kamer, houd de vinger aan de pols met betrekking tot de groene waterstof-MoU’s. Dring aan op concrete uitvoeringsplannen. Stel importcriteria vast die voldoen aan de J&E-standaard.
●8.2 Weeg democratie en mensenrechten mee bij de selectie van landen voor samenwerking rond groene waterstof. Dat is een geopolitiek belang, maar ook een kwestie van leveringszekerheid.
●8.3 Voeg groene waterstof toe aan het IMVO-convenant voor de hernieuwbare energiesector
●9. Groene industrie
Groene industrialisering is een van de prioriteiten van Afrika. Veel initiatieven op dat vlak zijn daar gaande. Die dragen bij aan economische ontwikkeling en armoedebestrijding, maar ook aan schonere productie en de aanpak van de internationale klimaatcrisis. Die aanpak is zeker ook in het belang van Europa, c.q. Nederland. Laten Europa en Afrika daarom inzetten op een gezamenlijke groene industrialisatie agenda en op de opbouw van een industrieel ecosysteem in de Europa-Afrika zone. Bijvoorbeeld de kobaltwinning en productie van batterijcellen in Afrika, de batterij eindproductie en toepassing in elektrische auto’s in Europa. IJzerproductie met behulp van groene waterstof in Afrika, als input voor hoogwaardige staalproductie in Europa. Of van kunstmestproductie op basis van groene waterstof ten behoeve van Afrikaanse en Europese boeren. Op termijn kunnen Afrikaanse landen zelfs met hun vele wind en zon de aangewezen plek zijn voor de productie van geavanceerde e-fuels ten behoeve van de verduurzaming van lucht- en scheepvaart, en op basis van groene waterstof en CO2 uit de atmosfeer. Zo wordt groene industrialisatie een gezamenlijke onderneming met een gezamenlijk belang. Afrika industrialiseert, Europa realiseert een schonere productie. Een gezamenlijke aanpak voor een beter klimaat. De CO2-heffing aan de grens, die de EU heeft ingevoerd voor koolstofintensieve importproducten zoals ijzer, staal en aluminium, (Carbon Border Adjustment Mechanism, CBAM) vormt nu een obstakel in de betrekkingen met Afrikaanse landen. Dat moet anders, deze maatregel moet juist een aanjager worden van groene industrialisatie in Afrika. Laat de EU de opbrengst van de heffing inzetten voor CO2-reductie in de Afrikaanse industrie en initiatieven daartoe stimuleren. Combineer dit met aanvullende publieke middelen. Overweeg een vrijstelling van CBAM voor Afrikaanse bedrijven die aantoonbaar investeren in vergroening van hun productie.
●9.1 Formuleer een gezamenlijke groene industrialisatie agenda voor de Europa Afrika zone, als onderdeel van een Green Deal tussen de EU en Afrika. Deze agenda omvat bijvoorbeeld de productie van batterijen, groen staal en kunstmest en e-fuels. Ontwikkel een gezamenlijk industrieel ecosysteem.
●9.2 Maak CBAM tot een aanjager van groene industrialisatie in Afrika.
●10. Bedrijven: verantwoordelijk
Bedrijven realiseren projecten en zijn verantwoordelijk voor een goede en gelijkwaardige uitvoering ervan. Zij dienen te zorgen dat die voldoen aan de ‘Just and Equal’ standaard, zoals vastgelegd in Europese en internationale regelgeving. Zij zijn daarop aan te spreken, zowel door de lokale bevolking bij de uitvoering, als door Afrikaanse en Europese overheden bij de planvorming. Dit is ook in het belang van bedrijven zelf, alleen zo realiseren ze een ‘license to operate’. Vraag van bedrijven een proactieve rol bij de bevordering van groene industrialisatie in Afrika. En ook bij een eerlijke verdeling van de toegevoegde waarde tussen Europa en Afrika, die wint aan belang nu Afrikaanse landen veeleisender worden bij de exploitatie van hun natuurlijke rijkdommen. Geef bedrijven daarbij zo nodig overheidssteun. Ondersteun geen fossiele projecten.
●10.1 Bedrijven zijn verantwoordelijk voor een ‘just and equal’ uitvoering van projecten en bedrijfsactiviteiten. Dwing dat af, houd ze aansprakelijk.
●10.2 Bedrijven moeten groene industrialisering in Afrika proactief bevorderen. Stimuleer groene activiteiten van bedrijven, rem fossiele projecten af.
●11. Overheid: actieve rol
Een gelijkwaardige aanpak en projectrealisatie vereist een actieve overheidsrol, dat kunnen we niet aan bedrijven overlaten. Bij planvorming en monitoring/handhaving dienen zowel Afrikaanse als Europese overheden toe te zien op het gelijkwaardige karakter van projecten. Zij dienen bedrijven te houden aan hun verantwoordelijkheid. Regels en afspraken die beogen een gelijkwaardige en rechtvaardige ontwikkeling te bevorderen, van de anti-wegkijkwet van de EU tot de Nederlandse IMVO-convenanten, dienen nauwlettend te worden toegepast, versterkt en gehandhaafd. Het stroomlijnen van regelgeving mag geen taboe zijn, maar het afzwakken ervan, zoals de Europese Commissie heeft voorgesteld bij de anti wegkijkwet, is kortzichtig. Met het tolereren van neokoloniale en extractivistische praktijken laat Europa niet alleen de Afrikanen in de steek, maar snijdt het ook zichzelf in de vingers. Tot slot zullen de Europese en Nederlandse overheid het voortouw moeten nemen bij een voortvarende uitvoering van de ‘Mondiaal Noord’-agenda, gericht op een eerlijke verdeling van schaarse hulpbronnen tussen Noord en Zuid. Dat begint met een aanpak van de overconsumptie. Denk aan onze autobesitas: auto’s worden steeds groter en zwaarder en daardoor daalt de CO2-uitstoot van het verkeer te langzaam, leggen we een te groot beslag op kritieke grondstoffen en blijven we te sterk afhankelijk van het autocratische China, dat verwerking van deze grondstoffen grotendeels in handen heeft. Minder grote en zware SUV’s, meer deelmobiliteit en openbaar vervoer, dat zijn concrete agendapunten om de westerse consumptie terug te dringen, binnen de draagkrachtgrenzen van de Aarde, en om daarmee de kansen op een waardig bestaan voor mensen in Afrika en elders te vergroten.
●11.1 Politiek: bewaak, in samenwerking met Afrikaanse overheden, het gelijkwaardige karakter van partnerschap en projecten.
●11.2 Behoud en versterk regelgeving die beoogt een ‘gelijkwaardig en rechtvaardig karakter’ van projecten te waarborgen, zoals de Europese CSDDD en het Nederlandse IMVO-convenant voor de Hernieuwbare energiesector.
●11.3 Werk aan de ‘Mondiaal Noord’-agenda, gericht op het terugdringen van overconsumptie en grondstof- en energiegebruik hier.