Deze webinar is een vervolg op de webinar die het Milieunetwerk van GroenLinks samen met PvdA Duurzaam op 1 april 2021 organiseerde. Verschillende experts en ervaringsdeskundigen delen hun verhaal over ontwikkelingen en de weerstanden waarop lokale en regionale politici stuiten bij de discussies over de realisatie van windturbineparken en zonneparken in hun gemeenten.

Datum: vrijdag 21 januari

Middagvoorzitter: Edward Stigter, gedeputeerde Klimaat en Energie Noord-Holland 
       
Programma:

  • 14:00 uur - Introductie
  • 14:05 - PBL monitor van december 2021 over svz RES’en: Jan Matthijsen (Planbureau voor de leefomgeving)
  • 14:20 - Ervaringen provincie gedeputeerden: Jan van der Meer (Gelderland, GL), Jop Fackeldey (Flevoland, PvdA)
  • 14:40 - Ervaringen gemeenten wethouders: Piet de Klein (Beuningen, Beuningen Nu & Morgen), Annet IJff (West Betuwe, PvdA), Hein de Haan (Leeuwarden, PvdA), Marieke van Doorninck (Amsterdam, GL)
  • 15:00 - Ronde tafelgesprek Waar komt het verzet vandaan: Joost Reus (wethouder Culemborg, GL), Siward Zomer (Energie Samen)
  • 15:20 - pauze
  • 15:35 - Geluid en gezondheid: Oscar Breugelmans (GGD Amsterdam)
  • 15:50 - Energie met natuur en landschap: Annie van der Pas (Netwerkdirecteur Natuur en Milieufederaties)
  • 16:05 - Duurzaam op het stroomnet: Pallas Agterberg (strategisch directeur Alliander)
  • 16:20 - De landelijke politiek: Suzanne Kröger (Tweede Kamer, GL) en Joris Thijssen (Tweede Kamer, PvdA)
  • 16:50 - Samenvattende afsluiting
  • 17:00 - Afsluiting

VERSLAG WEBINAR ‘WIND-ZON-WEERSTAND’ 

Introductie

Titia van Leeuwen verwijst naar een optimistisch artikel in de Groene Amsterdammer van 19 januari: het is mogelijk om in 2045 in Nederland een CO₂ vrije energievoorziening te hebben, gebaseerd op zon en wind. Technisch kan een hoop, maar met name op land stuiten we op weerstand en logistieke problemen. Waar vooral lokale en provinciale bestuurders en volksvertegenwoordigers mee te maken hebben. Doel van dit webinar is om die weerstand en problemen te bespreken aan de hand van ervaringen uit de praktijk, en naar oplossingen te kijken.

WAT ZEGT DE PBL MONITOR VAN DECEMBER 2021 OVER DE 30 RES’EN?

Jan Matthijsen beantwoordt vragen van de voorzitter over de 30 Regionale Energie Strategieën (RES’en) die midden 2021 in eerste versie door de regionale en gemeentelijke overheden zijn vastgesteld en die zijn geanalyseerd door het PBL.

Er zijn de afgelopen jaren snelle vorderingen gemaakt. De doelstelling van 35 TwH op land lijkt goed haalbaar. Er is wel overal reuring, de weerstand is er. En het is ook duidelijk geworden dat congestie van het elektriciteitsnet een knelpunt gaat worden.
Het ambitieniveau is boven verwachting, het laat zien waartoe we in staat zijn. Aan het begin werd er nog gesproken over escalatie-instrumenten: middelen om de regio’s te dwingen om meer ambitieus te zijn. Dat is niet nodig nu.

Er zijn wel enorme verschillen tussen de regio’s. Sommigen hebben veel ervaring, zoals Noord-Holland, de noordelijke provincies, Goeree-Overflakkee. Die ervaring helpt, zowel bij de bestuurders als bij de bevolking: men weet waar het over gaat, er is een meer nuchter debat. Andere regio’s zijn nu aan het bijtrekken. Er is ook verschil te zien in samenwerking binnen die regio’s.

RES’en worden niet genoemd in het nieuwe regeerakkoord. Wel wordt de ambitie voor 2030 aanzienlijk verhoogd, van 49% via 55% naar 60%, gekoppeld aan heel veel middelen (35 miljard). Maar ook worden er afstandsnormen voor windmolens aangekondigd. En wordt vastgesteld dat zonnevelden alleen nog kunnen als gecombineerd met andere functies.De verhoogde ambitie zal voor de RES’en niet zoveel effect hebben, want de extra ambitie zal vooral op zee gerealiseerd moeten worden. Ook is afgesproken dat als we de 35 TwH halen we ook zon op kleinschalige daken gaan meetellen.

Hoe ga je de ‘heldere afstandsnormen’ die de regering wil, definiëren? 
Multifunctionaliteit voor zonnevelden is op zich niet verkeerd. Er is aan toegevoegd: bijvoorbeeld op rijksgronden. Wat wordt daarmee bedoeld? Bermen van rijkswegen?   Een scherpe definitie is hier belangrijk, maar het zou niet problematisch moeten zijn voor de ambities. Deze zinsneden hebben al wel geleid tot het on-hold zetten van projecten. Het versterkt de roep om niet ongebreideld zon-op-land door te zetten.

PBL benadrukt het belang van afstemming tussen de ontwikkeling van de netwerkstructuur en de RES’en. Dat vraag om echte keuzes en urgentie.

Een boodschap aan de nieuwe Minister voor Klimaat: zorg ervoor dat de diverse trajecten die zijn opgestart elkaar niet gaan tegenwerken, maar dat er juist samenhang komt. Tussen elektriciteits- en warmte opwekking en distributie en de waterstofproductie.

Matthijssen eindigt met de oproep aan lokale en regionale bestuurders om niet achterover te gaan leunen na het schijnbare succes van de RES’en op papier. Het is essentieel om de ruimtelijke aspecten van de transitie met de bewoners te bespreken, aan te pakken. En vooral ook proberen er meer jonge mensen bij te betrekken. Hij ziet vooral oudere, ervaren mensen actief in deze transitie. En dat is natuurlijk ook hartstikke goed, maar het gaat om de toekomst van de jongeren.

DE ROL VAN DE PROVINCIE

Wat vinden de gedeputeerden van het regeerakkoord?

Jan van der Meer begint met op te merken dat het wel jammer is dat het regeerakkoord het Klimaatakkoord en de RES’en niet noemt. Verontrustend vindt hij ook dat de nieuwe Minister van Klimaat, Rob Jetten, heeft gezegd dat hij het akkoord gaat uitwerken ‘met zijn ambtenaren’. Hij zal toch ook vooral met de decentrale overheden moeten werken. Het is goed dat de algehele ambitie wordt opgeschroefd, maar er lijken wel meer belemmeringen aan te komen, afstandsnormen, restricties voor zonnevelden, afbouwen van biomassa.

Jop Fackeldey is positiever: goed dat er een aparte Minister is, dat er veel geld is, en dat er aandacht is voor de netwerkproblemen. Maar het moet inderdaad wel worden uitgewerkt in samenwerking met provincies en gemeenten. Hij ziet twee belemmeringen, waarvan de tijd zal leren hoe belangrijk ze zijn: de planMER, die al in voorbereiding was in reactie op de uitspraak van de Raad van State, die tot afstandsnormen moet leiden. Waarschijnlijk leidt dat tot grote afstands-vereisten dan momenteel. Maar Fackeldey vindt het wel goed dat ze er komen, omdat het nu slecht aan omwonenden is uit te leggen waarom er doorheen het land verschillende normen worden toegepast.
Van der Meer is het daar niet mee eens. Afstandsnormen moeten juist flexibel zijn. De nieuwe molens zijn al steeds stiller dan de bestaande. Hij is ook bezorgd over de vertraging die de eis van landelijke normen veroorzaakt. We moeten het vooral uit kunnen leggen aan de burger. Absolute afstandsnormen zijn niet zinvol, want dat kun je niet uitleggen.
Fackeldey reageert dat de normen inderdaad op geluid gebaseerd moeten zijn. Hogere molens zijn stiller. Hij is er nog niet van overtuigd dat de landelijke normen belemmerend zullen werken. En de eis in het regeerakkoord m.b.t. zonnevelden stimuleert dat we de zonneladder nu echt gaan toepassen. De SDE++ regeling moet wel rekening gaan houden met de eis van multifunctionaliteit.

De voorzitter concludeert dat beide gedeputeerden absolute afstandsnormen niet zinvol vinden, dat ze gerelateerd moeten zijn aan het geluid van de specifieke molens. 

De voorzitter constateert dat in Flevoland al veel windmolens zijn geplaatst, de bevolking is er dus al aan gewend. In Gelderland is dit veel minder het geval, en het lijkt erop dat de bevolking daar ook terughoudender is.
Van der Meer antwoordt dat dat niet zo hoeft te zijn. Wijst naar een project in Netterden in de Achterhoek waar negen molens worden gebouwd door een groep van lokale boeren. Er staan er al veel over de grens, en dat heeft blijkbaar ook geholpen met de acceptatie.

Fackeldey beaamt dat ze in Flevoland eerder begonnen zijn, en dat voor succes het geheime wapen echt participatie was. Heel veel mensen zijn bij de meeste van de 140 molens betrokken, als mede-eigenaar of via een omgevingsfonds. Momenteel is de ontwikkeling om kleinere molens door grotere te vervangen. Wij gaan onze RES ambitie van 4,64 TwH halen. Ook wij hebben mensen die er niet van kunnen meeprofiteren of principieel tegen zijn, maar 80% is positief. 

Van der Meer reageert op een vraag in de chat waarom het nodig is om nog meer op land te zetten. Bijvoorbeeld Urgenta stelt toch dat we ons op wind-op-zee moeten concentreren? Hij antwoordt dat Minnesma daarbij van een onrealistisch scenario uitgaat van 7% energiebesparing per jaar. In Gelderland is de netto besparing nul, er is zelfs een lichte toename, door verschillende oorzaken.

De voorzitter vraagt naar de impact van de elektrificatie van industriële processen en vervoer. Moeten we dan ja zeggen tegen datacenters?
Fackeldey geef een ‘formeel antwoord’: er zijn in Nederland veel bedrijven die energie gebruiken en dat groen willen doen. Datacenters zijn nodig voor communicatie, en het is dan beter dat ook die groen opereren. En datacenters produceren veel restwarmte die ingezet kan worden bij wijkverwarming. Daarom is de locatie belangrijk evenals specifieke eisen aan die datacenters. 
Het klopt ook niet dat die centers direct concurreren met de omwonenden om de lokale groene stroom: die datacenters zijn gewoon direct op het hoogspanningsnet van Tennet aangesloten.

Van der Meer wordt gevraagd naar de rol van de provincie als op lokaal niveau de politici huiverig zijn knopen door te hakken. Hij antwoordt dat de provincie sowieso het bevoegd gezag is voor vergunningen voor meer dan 5 MW. En we spelen een rol in de uitvoering van de RES’en. In principe willen we ons houden aan de locaties die in de RES’en zijn aangewezen. Maar er zijn bijzondere situaties. In Niftrik zijn boeren 6 jaar terug begonnen met een project. De gemeenteraad (van Wijchen) is er tegen. Die gemeente heeft er voor gezorgd dat haar grondgebied buiten de RES-zoekgebieden valt, en is daar trots op. De initiatiefnemers komen nu naar de provincie. Zij vinden dat hun locatie onterecht niet in de RES staat. Daar is nu veel gedoe over, ook in de media. Maar in die RES is de balans tussen zon en wind zoek. De provincie gaat nu een plan-MER maken om de locaties nog eens te bekijken. Als er betere locaties zijn, dan vallen de mindere weg, maar zo niet dan geven we toestemming voor Niftrik.

Provinciaal hebben is nu ook een windladder gecreëerd, een stappenplan qua besluitvorming. Als een gemeente in een aangewezen RES-locatie geen molens toestaat, dan grijpen wij in. Bijvoorbeeld in Buren is een zoekzone vastgesteld met nul molens. Is er een initiatiefnemer, die wil bouwen. Dan gaan ze op basis van deze ladder eerst met de gemeente praten en zo verder. Hopelijk geeft de landelijke plan-MER meer duidelijkheid. Daarmee kunnen we ook bepaalde projecten afwijzen. 

ERVARINGEN VAN WETHOUDERS

Piet de Klein is wethouder in Beuningen. Onlangs heeft de gemeenteraad groen licht gegeven voor een windpark, ondanks veel tegenstand. Hij vertelt dat dit het resultaat is van een gedegen voorbereiding, planologisch, technisch etc. Wat ook zwaar meewoog was dat de gemeente de urgente noodzaak ziet van de energietransitie, en ook de noodzaak zon en wind te combineren.
Vanaf het begin werden de inwoners betrokken en is de eis van minstens 50% lokaal eigendom gesteld. Deze harde eis werd door de hele gemeenteraad gesteund.
Er werd een coöperatie opgericht en die speelde verder een belangrijke rol in het proces. Er werd ook een gebiedsraad opgericht, een gemêleerd gezelschap met voor- en tegenstanders, die met een bindend advies kwam over waar grootschalige projecten binnen de gemeenten kunnen. En we zijn altijd in gesprek gebleven met anderen. We hadden het niet anders of beter kunnen doen.

Marieke van Doorninck wordt gevraagd of de burgerraad die in Amsterdam werd opgericht ook zo’n positieve rol heeft gespeeld. Van Doorninck ligt toe dat die burgerraad niet specifiek over windmolens ging maar over de hele energietransitie. Dat was nodig omdat het duidelijk werd dat de bestaande plannen in de gemeente maar tot 37% duurzame energie zouden komen. Ze willen voorstellen hebben voor hoe verder te komen. Ze hebben 2000 willekeurige inwoners aangeschreven, waarvan er 250 antwoordden. Daaruit zijn 100 mensen geloot die 6 weken over nieuwe voorstellen hebben gepraat. 90% van deze mensen hadden nog nooit aan een activiteit van de gemeente deelgenomen.

Er kwamen 26 voorstellen uit, 21 met de benodigde 75% meerderheid, inclusief over geothermie, warmtenetten. 60% was ervoor om meer dan de geplande 17 windmolens te plaatsen. Ook is voorgesteld nog 1000 ha bos bij te planten. Het College had zich tevoren gecommitteerd om de voorstellen over te nemen. De gemeenteraad niet. Toch heeft ook zij de conclusies overgenomen. Het is wel het volgende college dat ze moet uitvoeren. Met name dat extra bos is nog wel een issue.

Deze aanpak is een aanrader: je legt een probleem neer en vraagt naar oplossingen, i.p.v. slechts de mening te vragen over een reeds geformuleerde oplossing.

Naast dit burgerberaad is ook een reflectiefase georganiseerd over reeds geplande windmolens, omdat daar veel verzet en polarisatie over was. Deze fase is echt nodig omdat we weg moeten van die polarisatie. Er is een expertgroep met deskundigen m.b.t natuur en gezondheid om dit te steunen. We proberen duidelijk te krijgen waar nu precies de zorgen van mensen zitten. Zodat de nieuwe raad daar mee aan de slag gaat.

De reflectie verloopt niet makkelijk. Felle tegenstanders gebruiken hem om genomen besluiten proberen terug te draaien, niet alleen om ervan te leren. Dus gaat niet makkelijk, De stap van discussie naar dialoog is niet makkelijk. Tegenstanders laten zich horen, voorstanders zijn er ook maar die schrikken nogal terug voor harde discussie.

Het gemeentebestuur van West Betuwe is onlangs in het nieuws gekomen wegens bezwaar tegen een nieuw onderstation van Liander bij Neerijnen. Annet IJff legt uit dat de gemeente verrast was door het verzet uit dat dorp. In de officiële procedure waren geen zienswijzen gekomen. Daarna bleek veel onvrede omdat bewoners het niet vonden kunnen dat zij, omdat zij, vanwege de status van beschermd dorpsgezicht niet veel mochten, maar deze nieuwe installatie wel kon. De raad hield het vervolgens tegen. Daarna is verder gesproken, ook met Liander, en de wethouder heeft goede hoop dat over 2 weken de raad toch toestemming geeft.

Conclusie is dat je je niet moet blindstaren op de formele procedures, en dat niet alleen windmolens en zonnevelden een issue zijn. Ook de netwerkuitbreiding kan tegen verzet aanlopen van landschappelijke aard.

Op dat vraag of de besluitvorming niet provinciaal had moeten gebeuren omdat het onderstation een groter gebied bedient, antwoordt IJff dat het ruimtelijk aspect wel degelijk gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Wel moet de provincie, of het rijk in het lokale debat helpen door heel duidelijk te maken hoe belangrijk dit station is. 

Hein de Haan vertelde over hoe in Leeuwarden netwerkcongestie de plannen om hard met zonnepanelen aan de slag te gaan bemoeilijkte. In de woningbouw valt het nog wel te regelen. Maar het belemmert wel bij het aantrekken van bedrijven. Die aarzelen omdat ze vrezen zich niet aan het net te kunnen aansluiten. En dan zijn er nog veel zorgen over het afkoppelen van het gasnet.
De gemeente wil meer windmolens, ook om meer balans te krijgen, maar daar hebben weer problemen met de provincie. Er ligt een nieuwe rijksweg, een mooie locatie, maar de provincie wil dat niet.

De voorzitter vraagt alle wethouders om advies aan hun opvolgers:
De Klein: participatie is heel belangrijk. Ook: maak aan de voorkant duidelijk wat je met inspraak gaat doen!
Van Doorninck: participatie moet meteen dicht bij de mensen gebracht worden, anders komen ze pas in beweging als al veel is vastgelegd.
IJff: inderdaad, goed nadenken over hoe je mensen betrekt die niet vanzelfsprekend inspreken.
De Haan: de netwerkcongestie is meer een ingenieursdiscussie. We moeten vooral focussen op verduurzamen bestaande gebouwen, energiebesparing. Energie die je niet gebruikt hoef je ook niet op te wekken.

RONDETAFELGESPREK OVER WAAR HET VERZET VANDAAN KOMT

De voorzitter vraagt eerst Siward Zomer naar een Community of Practice die Energie Samen heeft opgezet over omgaan met weerstanden. Siward legt uit dat Energie Samen, de landelijke coöperatie van energiecoöperaties, dit voor haar leden heeft opgezet om ervaringen uit te wisselen, hoe om te gaan met verzet, dialoog op te zetten. Het is ook bedoeld om de omvang van het verzet duidelijker te krijgen. Hij benadrukt dat tegenover de tegenstanders een grote groep voorstanders staan. Er zijn zo’n 100.00 burgers betrokken bij die coöperaties, in Amsterdam alleen al zo’n 3000 mensen. Veel van die mensen doen niet mee in de discussies met tegenstanders.

Zomer benadrukt dat coöperaties wel om moeten leren gaan met verzet, maar dat dat politiek het voortouw moet nemen. De politiek moet het verzet serieus nemen maar ook knopen doorhakken, duidelijk maken dat zij het is die de windmolens nodig vindt.

Joost Reus spreekt over zijn ervaring binnen de RES Rivierenland. Over het algemeen deden gemeentes goed mee, gaven zelf ook onderbouwing voor windmolenplaatsing. Hij vertelt over hoe het van plaats tot plaats kan verschillen. Bij de A16 bij Deil zijn 14 windmolens zonder protest geplaatst. In Culemborg echter kwam zo veel protest dat de gemeenteraad er een streep door heeft gehaald. Dan zie je dat gemeenteraadsleden in een lastig parket zitten: tussen ambitie en verzet.

Basis voor het succes bij Deil was het coöperatieve karakter. Voor coöperaties is het natuurlijk om draagvlak te creëren en omwonenden ook te informeren over de energietransitie en de rol van hun project daarin. Hij zou liefst alleen coöperatieve projecten zien, dat levert het meeste kans op succes. Zomer beaamt dat: in Duitsland is dat al sinds de jaren tachtig zo: als energiecoöperaties de leiding hebben is er meer lokale betrokkenheid bij de molens maar ook bij de energietransitie in het algemeen.

Beiden worden gevraagd of de gemeentebestuurders hun best doen. Zomer: ik ben nu 10 jaar bezig maar ik moet het eerste perfecte participatieproces nog meemaken. Ik zie wel dat als er fouten gemaakt worden die vaak wel hersteld worden. Maar sommige tegenstanders zijn er op uit dialoog te verstoren, zoals in Drenthe. Ze willen voorkomen dat de overheid kan concluderen dat de participatie-vereisten zijn voldaan. Tegen zo’n tactiek moet je je bewapenen. Het meeste kans op succes is als je veel met omwonenden praat en ze er echt bij betrekt. Zie bijvoorbeeld het windproject in Nijmegen.

Reus: je moet vooral, als politici, vanaf het begin je ambities duidelijk maken. Duidelijk maken dat de dialoog gaat over het hoe. Niet het idee geven dat ze alles kunnen tegenhouden. Zomer: inderdaad de meest succesvolle projecten zijn die waar politici duidelijk de kaders stellen en de coöperaties niet alle kolen uit het vuur laten halen. 

GEZONDHEIDSEFFECTEN VAN WINDMOLENGELUID

Oscar Breugelmans (GGD Amsterdam) bevestigt dat windmolengeluid tot hinder kan leiden, hinderlijker dan dat van wegen of treinen. De huidige normstelling houdt daar al rekening mee. Echter, normaliter wordt voor geluidshinder met een voorkeurswaarde en een grenswaarde gewerkt, maar voor windturbines wordt alleen met een grenswaarde gewerkt, die overeenkomt met de grenswaarde van andere bronnen.

RIVM heeft in 2018 een overzicht gegeven van belangrijkste onderzoeken over gezondheidseffecten. In 2020 is dit bijgewerkt. De resultaten waren hetzelfde:  Mensen kunnen geluid van windmolens als hinderlijk ervaren, maar gezondheid  effecten zijn niet causaal aan dat geluid te relateren. Er is nog een verdere inventarisatie aan de gang, die is bijna afgerond. Er wordt nu met stakeholders overleg gepleegd over de resultaten. Daarna wordt dit aangeboden aan het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, met een onderzoek agenda. Waarschijnlijk komen er geen radicaal nieuwe bevindingen uit, maar het kan behulpzaam zijn in de discussie. Er staan al veel turbines in Nederland en de wereld dus grote blinde vlekken hadden we al geconstateerd. Er is wel vraag naar specifiek Nederlands onderzoek omdat het meeste onderzoek tot nu toe in het buitenland is gedaan, maar dat zal waarschijnlijk tot vergelijkbare resultaten leiden.

Breugelmans antwoordt dan op de vraag of laagfrequent geluid niet wordt veronachtzaamd, een veelgehoorde kritiek met name van omwonenden. Hij legt uit dat geluid verschillende frequenties heeft, hoorbaar en minder hoorbaar (laagfrequent). Wegverkeer, de zee, windturbines, allemaal produceren ze dat laagfrequente geluid, dat is niets bijzonders. Onderzoek laat nergens zien dat het speciaal hinderlijk is, het is onderdeel van de totale hinder.

De GGD Amsterdam krijgt steeds meer vragen van de overheid. We zijn aangesloten bij het expertisepunt Windenergie en Gezondheid van het RIVM. Ook de andere 24 GGD’s in het land krijgen specifieke vragen, want bestuurders willen vaak zekerheid over de gezondheidseffecten voor een onderbouwd besluit. Maar niet allemaal hebben ze de expertise in huis en vinden het vaak lastig te reageren. We hebben nu een groep gevormd van experts binnen de GGDs. En we hebben een handleiding voor intern gebruik om tot een zekere uniformiteit te komen.

In antwoord op de vraag van de voorzitter wat Breugelmans de nieuwe Minister voor Klimaat en Energie zou willen adviseren antwoordt hij dat deze nog eens kritisch moet kijken naar het voornemen om afstandsnormen te stellen. Want dat maakt de discussie moeilijker. Het moet vooral over geluidsnormen gaan.
Naar de lokale bestuurders heeft Breugelmans als advies om de GGD te betrekken en om te streven naar minder geluidsoverlast richting het advies van de WHO. Ook tegenstanders willen graag dat de GGD zich uitspreekt. Wij kunnen een genuanceerde bijdrage leveren.

ENERGIE EN NATUURAMBITIES COMBINEREN

Annie van der Pas is tevreden dat de RES’en laten zien dat de regionale aanpak heeft gewerkt. We lijken op papier de doelstelling van het Klimaatakkoord voor opwekking op land te gaan halen. De Natuur en Milieufederaties hebben wel bezwaren tegen sommige locaties. En binnen de federaties vinden wel heftige discussies plaats tussen de bloedgroepen energie en natuur. Maar als je naar het grote geheel kijkt zijn bij de federaties stikstof, wegen en woningbouw veel grotere problemen.

De federaties zoeken naar concrete oplossingen. Natuur zo veel mogelijk ontzien, maar ook natuur creëren waar die nu ontbreekt. Nu hebben we een kiloknallerbeleid: zo veel mogelijk geconcentreerd energie produceren. Maar de natuur moet mee kunnen liften: dus iets minder panelen per hectare en meer natuur ertussen.

Het is een gemiste kans dat het regeerakkoord de RES’en niet noemt: je laat dan de gemeentebestuurder in de steek. Ook staand beleid moet worden uitgedragen. En er is een rol voor het rijk om er voor te zorgen dat er een gedeeld narratief komt. Het moet duidelijk worden wat er nog op land moet en kan. Er is een snellere escalatie nodig, een integrale aanpak van de knelpunten die je tegenkomt, het op elkaar afstemmen van budgetten. En we moeten meer op zee gaan plaatsen.

Van der Pas merkt op dat de gemeenten het moeilijk hebben met de warmtetransitie. Dat is een grote opgave, evenals energiebesparing. Dat staat gelukkig wel goed in het regeerakkoord.

Wat betreft het huidige probleem van de netwerkcongestie en de oproep om de saldering te stoppen, vindt Van der Pas dat die saldering netjes moet worden afgebouwd en gecompenseerd met subsidie op batterijen.

AANPAKKEN VAN HET STROOMNET

Pallas Achterberg (Alliander) begint met de verduidelijken dat de netbeheerders niet tegen zon-op-dak zijn. Dat is juist een hele goed oplossing. Alleen is het in sommige gebieden niet meer goed inpasbaar in het net. Er zijn momenteel heel veel nieuwe aanvragen, er is congestie. De stroom kan niet meer verwerkt worden.
Er is natuurlijk ook een groeiende vraag naar stroom, vanwege warmtepompen, datacenters, en de grote klapper gaat de elektrificatie van de industrie worden.

De netbeheerders zijn al lang bezig hoe dit mogelijk te maken, maar een handicap was dat we niet concreet genoeg wisten waar, wat, hoeveel, en hoe. Biomassa heeft geen consequenties voor het net, zon-op-dak wel, zonnevelden nog meer. Het is anders en meer dan we dachten.

Gemeentes en provincies hebben essentiële rollen. Zij moeten meedenken. Het voorbeeld van Neerijnen is niet het enige waar locaties voor onderstations met jaren vertraging worden goedgekeurd. We hebben ruimte nodig, daar moeten zij voor zorgen. De overheden moeten helder zijn over wat er precies gaat gebeuren, er moet meegewerkt worden aan snelle realisatie van de verzwaringen, en wat er ligt moet maximaal benut worden. Die planmatige aanpak is er onvoldoende.

Denk bij de nieuwe college-akkoorden op gemeentelijk niveau niet alleen aan opwek, maar ook aan de inpassing in het net. Creëer ruimte voor bedrijven en burgers om met plannen te komen. Vroegtijdig kijken naar wat waar kan. Integraal denken, ook als je aan verduurzaming van de wijken werkt, in overleg met de netbeheerder. Deelauto’s, laadterreinen, openbaar vervoer, allemaal onderdelen van het beheersen van vraag en aanbod. 

En naar de nieuwe regering toe: Minder in termen van nieuwe woningen denken (1 miljoen) maar in termen van 1000 nieuwe wijken. Ook een verduurzamingsplan maken voor de industrie, mét de industrie. En prioritering van de vernieuwingen. Nu werken wij volgens het principe: wie het eerst komt, het eerst maalt. Dat is ongemakkelijk.

ONDERSTEUNING UIT DE LANDELIJKE POLITIEK

Tweede Kamerleden Suzanne Kröger en Joris Thijssen antwoorden op de vraag wat ze van het klimaatdeel van het regeerakkoord. Beiden vinden de hogere ambitie positief, evenals de enorme pot geld. Er zijn ook wel zorgen over hoe de industrie en de grote verbruikers zullen worden aangepakt, of dat op een eerlijke manier gebeurt. De grote vervuilers zullen moeten meebetalen, de lage en middeninkomens moeten mee kunnen doen. Ook moet er meer aandacht komen voor lokaal opwekken met draagvlak, met nadruk op coöperaties en omwonenden. Er moeten meer middelen specifiek komen voor maatwerk op lokaal niveau, weg van de kiloknallers. Het subsidiebeleid moet worden aangepast zodat projecten die iets minder opbrengen maar tot meer steun van de omwonenden leiden, ook mogelijk zijn. Er zal stevige oppositie gevoerd moeten worden om de regering scherp te houden.

Kröger voegt er aan toe dat het voornemen een ‘heldere afstandsnorm’ vast te stellen tot verwarring leidt. Daar moet snel duidelijkheid over komen. Op basis van goed wetenschappelijk onderzoek. En er moet echt genoeg geld naar de lagere overheden gaan om de RES’en uit te voeren, met name ook om de participatie goed te realiseren, en de natuurwaarden erin te verwerken. Dus we moeten goed naar de inrichting van de SDE++ kijken, en daarbij een kwaliteitsfonds voor natuur hebben.

De voorzitter vraagt de Kamerleden of ze verrassende dingen hebben gehoord tijdens het webinar. Thijssen: niet veel. Er blijkt weer uit dat onze bestuurders en raadsleden er hard aan trekken, samen met die van andere partijen. We moeten inderdaad investeren in acceptatie, wat ook kan betekenen dat er per euro iets minder CO₂ wordt bespaard. De energiecoöperaties zijn de sleutel tot succes, die moeten meer ondersteuning krijgen. Zij werken bottom up, niet de snelste maar wel de zekerste weg. 

De vraag om een narratief is belangrijk. Toen Rutte naar Limburg ging na de overstromingen had hij moeten zeggen: dit is waarom we klimaatbeleid nodig hebben. En nu, meet een dreigende oorlog in Oekraïne: dit is waarom we onze huizen moeten isoleren, minder afhankelijk worden van aardgas. En het narratief moet een wervend verhaal zijn.

Kröger onderstreept ook het belang van de lokale bestuurders. RES’en moeten volop gesteund blijven. De Minister voor Klimaat moet zijn beleid samen met de lokale overheden uitwerken, en niet alleen met zijn ambtenaren.

De voorzitter verwijst naar de bijdragen over de net-congestie. Moet het rijk daar op een andere manier bij betrokken worden? Thijssen antwoordt met verwijzing naar de discussie over datacenters: daar zijn lokale, regionale en landelijke belangen. Er moet goede samenwerking zijn tussen de verschillende lagen. Daarbij moet wel elke schoenmaker bij z’n leest blijven. Kröger wijst op de noodzaak van prioritering, zoals aangekaart door Pallas Achterberg.

De voorzitter vraagt hoe GroenLinks en PvdA de groene en menselijke kant combineren. Thijssen: deze transitie is bij uitstek ook een sociale transitie. Aan de ene kan vanwege de noodzaak van betrokkenheid van de omgeving. Aan de andere kant de eigen bijdrage. Momenteel komen twee maal zo veel subsidies bij rijkere als bij armere mensen. Mensen met lagere inkomens hebben geen geld voor warmtepompen ed. Wij hebben ideeën om ervoor te zorgen dat iedereen bij kan dragen. Anderzijds willen mensen ook zien dat de grote bedrijven meedoen. Van de 35 miljard voor klimaatbeleid zou 22 miljard naar de industrie gaan. Wat is dan hun eigen bijdrage? Zij moeten betalen voor hun vervuiling, dan komt er geld vrij om de mensen met laag inkomen mee te laten doen. Kröger vult aan dat we er voor moeten zorgen dat omwonenden echt profiteren van zon- en windprojecten. Ook om hun energiearmoede aan te pakken. Het moet ook een rode transitie worden.

SAMENVATTENDE AFSLUITING

Stigter: Het RES proces heeft tot nu toe positieve resultaten geleverd. Er zijn complicaties, zoals de uitspraak van de Raad van State over de normen voor windturbines. Dat heeft projecten on hold gezet.Lokale participatie is belangrijk, maar het moet helder zijn waar dat wel en niet over gaat. De rijksoverheid moet voldoende financiële steun geven om goede lokale processen mogelijk te maken.

Om de weerstand te verminderen is de rol van energiecoöperaties belangrijk, maar ook er oog voor hebben dat dat maar een deel van de inwoners aantrekt. De overige bewoners moeten ook erbij betrokken worden. We hebben gehoord dat een absolute afstandsnorm niet verstandig is. De concrete geluidshinder van een project moet leidend zijn. Vervolgonderzoek kan tot aanpassing van het beleid leiden. GGDs kunnen assisteren. Er moet een goede balans zijn tussen stroomproductie en natuur. En de knelpunten in het stroomnet moeten worden aangepakt door heldere plannen en afstemming.