VERSLAG WEBINAR 3: 22 JANUARI 2025: Kan waterstof ook bijdrage aan lokale SDG’s?
De webinarserie is georganiseerd door het GroenLinks Milieunetwerk en PvdA Duurzaam. De focus ligt op de relatie tussen onze energietransitie en vertakkingen naar het Mondiale Zuiden. Daarbij wordt vooral gekeken naar Afrika, naar de vraag naar grondstoffen voor deze transitie en de gevaren en kansen voor dat werelddeel. De uitdaging is om tot een gelijkwaardige en klimaat-rechtvaardige transitie te komen, zowel hier als daar. Wat is dat en hoe doe je dat? https://milieunetwerk.groenlinks.nl/nieuws/energietransitie-europa-afrika-hoezo-gelijkwaardig
Vraagstelling:
Nederland maakt afspraken met verschillende Afrikaanse landen over de import van groene waterstof. Hoe wordt straks de praktijk? Is een groen waterstofproject puur voor export of draagt het ook bij aan lokale ontwikkeling en aan de Sustainable Development Goals?
Sprekers (voertaal engels)
● Nienke Homan (Impact Hydrogen Africa):
● Willem de Vries (Hyphen Hydrogen project Namibië)
● Clara Caiafa (TU Eindhoven)
Samenvatting en conclusies
- De productie, transport en gebruik van waterstof gaat onvermijdelijk gepaard met een aanzienlijk verlies van de oorspronkelijk opgewekte energie. Voor waterstof dat opnieuw in elektriciteit wordt omgezet is dat sowieso al 55% verlies (Milieucentraal). Het transport komt daar nog eens bij.
- De productie op land en de omzetting terug naar elektriciteit kan op zich met groene stroom plaatsvinden. Het transport gaat (nog) gepaard met niet te verwaarlozen uitstoot van broeikasgassen. Dat wordt nog meer als het om vloeibare waterstof gaat, die tot -253 °C gekoeld moet blijven.
- Ammonia is beter te transporteren, de koeling is dan niet nodig. Ammonia wordt gebruikt bijvoorbeeld in de kunstmestindustrie.
- Afrika kan zelf ook waterstof gebruiken, bijvoorbeeld voor het produceren van staal en kunstmest, voor eigen gebruik en voor export. Dat is goed voor de lokale economie en kan ook qua milieubalans positiever zijn.
- Er wordt vanuit de EU gewerkt aan een aantal groene waterstof projecten in Afrika. Daarbij behoren het bevorderen van lokale energietransitie, lokale sociaaleconomische voortuitgang en milieubescherming tot de doelen. De coalitie Just-Green AfriH2ica is een uitvoerende organisatie. Doel is buiten de EU zo’n 50 “Hydrogen Valleys” te creëren.
- Impact Hydrogen Africa heeft onderzocht hoe de EU en de Afrikaanse landen (via de Afrikaanse Unie) het beste kunnen samenwerken. Die samenwerking zou moeten bestaan uit het samen ontwikkelen van milieu-vereisten voor de waterstofproductie en alles wat daar bij hoort, technische en financiële ondersteuning, beleid om de investeringen gerealiseerd te krijgen en lokale betrokkenheid te realiseren. Die lokale betrokkenheid gaat over scholing, lokale toeleveranciers, werkgelegenheid, etc. Zie ver der de aanbevelingen van Nienke Homan hieronder.
- Onderzoek van Clara Caiafa, met een Braziliaanse havenstad als case-study, laat zien dat het niet vanzelfsprekend is dat de lokale bevolking er veel op vooruit zal gaan. De winst zou moeten komen uit lokale bedrijvigheid rond de waterstofproductie heen. Dat gaat niet vanzelf, het project moet tot stand komen in een internationale markt, en een ‘race-to-the-bottom dreigt. Als je lokale ontwikkeling wilt moet daar beleid op gevoerd moeten worden.
- Het lijkt duidelijk dat de rol van de betreffende nationale overheid van groot belang is. Als die duidelijke kaders stelt hoe een (buitenlandse) producent z’n project moet opzetten en hoe die de lokale bevolking er bij moet betrekken, de lokale economie moet gebruiken en ondersteunen, kan het positief uitpakken. Zie als voorbeeld de bijdrage van Willem de Vries over Namibië.
- Afrika heeft een enorme potentie om groene stroom te produceren. Dat kan het aantrekkelijk maken om daar waterstof te produceren voor de EU markt.
- Waterstof kan in Afrika een rol spelen bij het ontsluiten van gebieden zonder elektriciteitsnetwerken. Het is makkelijk vervoerbaar en bruikbaar zowel voor productie van elektriciteit als voor directe verbranding (koken). Vraag is wel wat de prijs zal zijn, in Europa is groene waterstof momenteel nog zeer duur vergeleken met grijze waterstof. De vraag is ook of mikken op lokale groene elektriciteitsproductie niet beter is.
- Nederland zou het ontwikkelen van waterstofprojecten in Afrika moeten benaderen als kansen voor lokale ontwikkeling, en vanuit dat uitgangspunt ondersteuning moeten geven. Specifieke suggesties:
● Energie. Voor de productie van groene waterstof is groene energie nodig, bijvoorbeeld van een zonne- of windpark. Laat ook de regio profiteren van deze groene stroom.
● Water. Voor de waterstofproductie is veel water nodig. Onttrek dit niet aan de lokale landbouw. Als bijv. (gedestilleerd) zeewater gebruikt wordt, zet dat ook in voor de lokale (drink)watervoorziening.
●. Waterstof. Zet de geproduceerde waterstof niet alleen in voor de export, maar ook voor de lokale economie, bijvoorbeeld voor kunstmestproductie, regionaal transport of kooktoestellen (‘clean cooking’).
● Groene industrialisering. Laat de waterstofprojecten bijdragen aan de groene industrialisatie in Afrika. Door goede werkgelegenheid, lokaal management, opleiding en training. Door een goede lokale toeleveringsketen. Door het (op termijn) een Afrikaans bedrijf te laten zijn.
● IMVO. Zorg dat een waterstofproject projecten voldoet aan de standaarden van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) .
● Nienke Homan
Promoting a just transition to green hydrogen in Africa
Nienke Homan sprak vanuit Botswana, waar ze op dat moment was om een van de projecten waar ze momenteel bij betrokken is, te begeleiden.
Ze doet dit werk vanuit Impact Hydrogen Africa (IHA). Tot 2021 was ze o.a. 6 jaar lang GroenLinks gedeputeerde bij de provincie Groningen en als zodanig vertegenwoordiger van de provincies bij het onderhandelen van het Klimaatakkoord. In die rollen is ze betrokken geweest bij waterstofprojecten, zoals Waterstof Vallei Groningen.
IHA, met Europees hoofdkwartier in Groningen, is betrokken bij projecten in Nederland, Spanje en Afrika. De focus is op waterstofproductie die ook gunstig is voor de lokale bevolking.
IHA werkt nu binnen een door de EU gesteunde coalitie Just-Green AfrH2ica, met als doel een rechtvaardige transitie in Afrika te bevorderen met betrekking tot groene waterstof. Dit als onderdeel van een EU stimuleringsprogramma wat streeft naar 50 tot 100 Hydrogen Valleys binnen de EU, en naar zo’n 100 van deze Valleys wereldwijd. Doel is bij te dragen aan energietransitie zowel in de EU als in de exporterende landen.
Nienke Homan legt uit dat de Hydrogen Valley benadering bedoeld is om niet alleen naar de technische aspecten van het produceren van waterstof te kijken, maar ook naar het de sociale en milieu-omgeving. Een integrale benadering die tot wederzijdse voordelen zou moeten leiden.
Ze presenteert conclusies van de studie die zij samen met andere in het consortium recent heeft afgerond over de verschillen in uitgangspositie tussen de EU en de Afrikaanse Unie (AU) en de aanbevelingen die op basis van de studie zijn gemaakt. Onderdeel van de studie was een groot aantal interviews met belanghebbenden, met name in Zuid-Afrika, Marokko, Namibia, Egypte en Kenia.
Waarnemingen en aanbevelingen:
- Milieu: De EU werkt met strikte lifecycle emissie standaarden voor waterstof. De AU heeft die nog nauwelijks. Aanbeveling is dat EU en AU een gezamenlijk certificeringssysteem ontwikkelen op basis van enerzijds de bestaande EU standaarden en anderzijds een realistisch beeld van de capaciteiten van de AU om dergelijke standaarden toe te passen.
- Interesse: De EU is geïnteresseerd in waterstof, de AU heeft nog nauwelijks aandacht voor binnenlands gebruik van waterstof. Aanbeveling dan is dat de AU beleid ontwikkelt dat het binnenlands gebruik bevordert.
- Infrastructuur: De EU heeft al een infrastructuur om waterstof te transporteren. In Nederland bijvoorbeeld kan het bestaande aardgasnet gebruikt worden. In AU is dergelijke infrastructuur nog nauwelijks aanwezig, evenals stimulansen voor aanleg. De EU moet de AU helpen om met subsidies, belastingaftrek en Public-Private Partnerships lokale waterstof infrastructuren te ontwikkelen.
- Lokale belangen: In de EU bestaat beleid om de lokale bevolking te laten meeprofiteren, in de AU niet. De AU zou eisen moeten stellen voor opzetten van waterstofprojecten, zoals verplichte consultaties, modellen voor verdelen van opbrengsten en streefdoelen voor lokale werkgelegenheid.
- Financiering: De EU heeft expertise en ervaring met het mobiliseren van fondsen voor dergelijke projecten. De EU zou de AU moeten helpen dit op te bouwen in Afrika.
Advies specifiek voor de Afrikaanse landen:
- Marktontwikkeling: introduceer doelstellingen voor het lokale gebruik van waterstof in de transport en elektriciteitsproductie.
- Kennis en vaardigheden: ontwikkel training en onderzoeksprogramma’s voor waterstof specifieke technische en management vaardigheden
- Financiële prikkels: Geef belastingvoordelen voor het aanschaffen van elektrolyzers.
- Lokale productie: Geef steun aan lokale productie van waterstofgerelateerde technologieen, zoals elektrolyzers en brandstofcellen.
- Lokale voordelen: Stel quota voor lokaal gebruik vast, om daarmee te bevorderen dat lokaal gebruik van waterstof prioriteit heeft.
- Investeringen: ontwikkel Public-Private Partnerships.
- Verantwoordelijk ondernemerschap: Bevorder ESG (Environmental, Social, Governance) praktijken met transparante verslaggeving en verificatie.
Nienke Homan heeft gezien dat politieke weerstand en conflicterende belangen het lastig maakt vooruitgang te maken. Het is belangrijk niet alleen een nationale visie te ontwikkelen, maar ook regionaal beleid.
Gevraagd naar aanbevelingen aan de Nederlandse regering, en dan met name over de bestaande MOU’s tussen Nederland en Afrikaanse landen met betrekking tot energietransitie. Stelt ze dat die MOUs belangrijke elementen hebben zoals over het bevorderen van duurzaamheid en lokale markten. Nederland zou moeten focussen op het bevorderen van lokale verwerking van grondstoffen. Dus niet op het exporteren van grondstoffen zelf. Daartoe zouden opleidingen gesteund moeten worden, om het midden- en kleinbedrijf te steunen. Lokaal onderzoeken wat de lokale opties zijn voor het gebruik van waterstof, zoals in de keramische industrie, voor koken, etc.
Gelet op de footprint van waterstof, met name van transport ervan was een vraag of het dan niet sowieso beter is om al in Afrika de waterstof om te zetten in kunstmest, vliegtuigbrandstof e.d. Nienke was het daar mee eens. Ze wees er nog wel op dat in Europa het goed mogelijk is om elektriciteit overal heen te brengen, maar dat in Afrika zo’n infrastructuur ontbreekt en dat dan het transporteren van waterstof een goed alternatief is.
● Willem de Vries (Hyphen Hydrogen project Namibië)
Willem de Vries werkt voor ENERTRAG, een Duits energiebedrijf wat o.a. waterstofprojecten ontwikkeld, in Duitsland en zuidelijke landen. Dat laatste deels voor export naar Europa of Japan, en vooral in de winter als er in die landen minder zonne-energie wordt opgewekt.
Hij is momenteel betrokken bij, Hyphen, een groot waterstofproject in Namibië, wat hij in dit webinar toelicht.
De regering van Namibië heeft een Groene Waterstof Strategie ontwikkeld en die wordt uitgevoerd onder toezicht van een Green Hydrogen Council, waarin alle relevante Ministers zitten. De EU Global Technical Assistance Facility on Sustainable Energie (en de USA) was betrokken bij het tender proces. In mei 2023 is de concessie verleend.
Hyphen is volgens Willem een van de eerste, door een overheid geïnitieerde, volwaardig geïntegreerde projecten om op grote schaal commerciële waterstof te produceren. De overheid houdt een minderheidsbelang.
Het is gesitueerd in het Tsau ǁKhaeb National Park in Zuid Namibië, aan de kust. Het gebied is onbewoond en droog. Er zijn momenteel 2 corridors uitgezet voor waterstofproductie, in de toekomst volgen er wellicht meer.
Het is een verticaal geïntegreerd project: Hyphen produceert de energie (20 TWh capaciteit, zon en wind, opslagbatterijen) voor zowel de waterstoffabriek ter plaatse als de betrokken installaties in de haven (Lűderitz) , ontzout oceaanwater als grondstof, produceert het waterstof, vervoert dat per pijplijn naar de haven, zet het daar om naar ammoniak, en vervoert het naar klanten per schip. Eerste productie van ammonia wordt verwacht in 2028.
De bedoeling is dat tenminste een deel van de ammoniak naar Zuid-Afrika gaat, voor gebruik daar in de industrie. Maar er zijn ook afspraken met afnemers in Europa, Japan en Zuid-Korea.
De Vries beschrijft de politieke omstandigheden als stabiel: democratie, weinig corruptie, rechtstaat functioneert. Er is afgesproken dat nieuwe infrastructuur ook de lokale economie moet ondersteunen.
Tussen de overheid en de twee betrokken bedrijven (Enertrag en Nicolas Holdings) is een overeenkomst gesloten waardoor Hyphen verplicht is zo veel mogelijk met lokale mensen te werken, daartoe ook opleidingen te verzorgen, en zo veel mogelijk lokaal in te kopen. De meeste mensen in de omgeving werken momenteel in de mijnbouw (zink, zeldzame metalen, diamant).
Er zal veel elektriciteit nodig zijn voor zowel het ontzilten van water als de elektrolyse om waterstof te maken. Maar het is de bedoeling dat er elektriciteit die overblijft naar de havenstad gaat. Die havenstad zal onvermijdelijk groter worden door deze bedrijvigheid. Ook zal de helft van het ontzilte water beschikbaar komen voor de inwoners.
Qua milieubescherming volgt het de International Finance Corporation standaarden, inclusief studies om de Critical Habitats te identificeren en bij de layout van het project te betrekken. Wereldbank en IMF zijn gevraagd om onafhankelijke vereisten voor het project op te stellen. Dit allemaal ter voorbereiding van een milieuvergunning die nog verleend moet worden.
● Clara Caiafa
Potential opportunities in green hydrogen for developing countries, or not?
Clara Caiafa is Braziliaanse en is momenteel verbonden aan de Technische Universiteit Eindhoven. Ze doet promotie-onderzoek naar de internationale aspecten van waterstofproductie en -handel. In het kort : is het een goed idee voor ontwikkelingslanden om groene waterstof te produceren voor de export. Een onderdeel van haar onderzoek bestond uit interviews ter plekke. Een artikel hierover te lezen is op : https://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/14693062.2024.2407848
Zij kijkt specifiek naar de ontwikkelingen met de haven van Pecém, in Ceará, Brazilië. Deze haven is gedeeltelijk in handen van de Haven van Rotterdam, heeft hele gunstige wind- en zonne-energie omstandigheden en is momenteel relatief in slechte staat.
Er zijn plannen om daar grootschalig groene waterstof te gaan produceren, de export van groene waterstof van hieruit zou in 2030 zo’n 25% van de Europese import kunnen betekenen (± 10 miljoen ton).
De interviews die ze hield laten zien dat de belangrijkste drijfveer voor de lokale steun voor groene waterstof de verwachting van aanzienlijke lokale economische opbrengsten is. Ze heeft vervolgens verschillende scenario’s bestudeerd. Enerzijds wat betreft het zoveel mogelijk werken met lokale toeleveranciers of niet, en anderzijds wat betreft het zoveel mogelijk exporteren van waterstof versus het lokaal gebruiken, bijvoorbeeld voor de productie voor staal voor export.
Ze kijkt daarbij vooral naar de socio-economische effecten. Dan blijkt in de voorbereidende fase dat het op zich veel uitmaakt of er een beleid is om vooral met lokale toeleveranciers (en staf) te werken of niet. In de presentatie laat ze zien dat het qua toegevoegde waarde, salarissen en werkgelegenheid een factor 4 tot 5 kan betekenen. In dit geval is focus op lokale betrokkenheid realistisch, omdat de regio al een wind-industrie heeft. In andere omstandigheden, waar die lokale expertise er niet is, zal de technologie vooral worden ingevoerd. In de productiefase worden de verschillen kleiner, hoewel met name qua werkgelegenheid het verschil nog aanzienlijk blijft. Echter, ze wijst er ook op dat waterstofproductie zelf kapitaalsintensief is, dus relatief weinig banen oplevert. Ook zetten de investeerders de lokale toeleveranciers onder druk om zo goedkoop mogelijk te leveren.
In feite zitten de meeste banen in het produceren van groene energie voor de waterstofproductie, niet in de waterstofproductie zelf. Het lokaal produceren van staal hiermee zou ook veel meer werkgelegenheid opleveren.
Conclusies :
- Beperkte voordelen en belangrijke risico’s : minder bijdrage aan lokale duurzame ontwikkeling dan verwacht en het kan tot vertraging leiden van lokale transitie, afhankelijkheid vergroten, race-to-the bottom.
- Ongelijke verdeling van de opbrengsten : de voordelen lijken vooral voor de importerende landen zijn.
- Noodzaak van adequaat bestuur, ook op internationaal niveau, anders kan het de mondiale ongelijkheid versterken.
Voorstellen om de risico’s te verminderen :
- Eis een minimum niveau aan overdracht van kennis en opleiding.
- Eis een minimum niveau aan lokale deelneming, wel realistisch in de gegeven omstandigheden
- Duidelijke communicatie over de toegevoegde waarde van groene waterstof projecten vergeleken met andere toepassingen van hernieuwbare energie.
- Hou zoveel mogelijk delen van de productieketen lokaal, vooral die delen die arbeidsintensief zijn.
- Pas een correcte winstbelasting toe en gebruik dat voor programma’s die lokale vaardigheden versterkt.
- Coördineer met andere energie transitie prioriteiten.
Vraag wat kunnen Nederlandse openbare instellingen doen :
- De regeringen van ontwikkelingslanden helpen bij de onderhandelingen met bedrijven. Om een race-to-the-bottom te voorkomen.
- Steun met kennisoverdrachten en capaciteitsopbouw doorheen de keten van bedrijvigheid om het waterstof project heen. Voorkom onrealistische verwachtingen.
- Geef duidelijkheid over kansen en risico’s. We kunnen niet aan « rechtvaardigheid » werken als de regeringen niet eens weten waar ze mee in hebben gestemd. Duidelijke communicatie zal ook het vertrouwen van burgers en overheden verzekeren wat helpt om steun voor dergelijke projecten op de lange termijn bevorderen.
- Evalueer import regels om te bekijken hoe lokaal elektriciteitsverbruik meer aantrekkelijker wordt. Maak groene waterstof export trekker voor lokale energietransitie en voorkom dat het gaat concurreren met andere groene bronnen.
Discussie :
Nienke Homan is het in het algemeen wel eens met de aanbevelingen van Clara Caiafa. Maar ze is het niet eens op de focus op distributie van elektriciteit. In Afrika zijn grote delen niet aangesloten, en de afstanden zijn groot. Dan is waterstof distributie praktischer. Waterstof is in de tropen ook praktisch om energie op te slaan. Voor batterijen is het te heet. Tenslotte : waterstof kan ook voor kookdoeleinden gebruikt worden.
Clara Caiafa antwoordt dat in Brazilië de elektriciteitsinfrastructuur vrij compleet is. Er is ook minder nood aan opslag: de zon schijnt altijd wel ergens en Brazilië beschikt over veel hydro wat flexibel ingezet kan worden. Waterstof is dus niet nodig voor de lokale energievoorziening.
Op een vraag over de klimaat-voetafdruk van het transporteren van groene waterstof naar Europa werd geantwoord dat er inderdaad een aanzienlijke voetafdruk is, bestaande uit omzetting van elektriciteit naar waterstof, het omzetten naar vloeibare waterstof, het transport (inclusief koeling) en, mocht het weer in elektriciteit worden omgezet, de energie die daar verloren gaat. [Opmerking van de notulist: de stappen op land kunnen allemaal met groene energie gedaan worden, dan blijft alleen het transport en de koeling op zee nog over, zolang dat nog met fossiele brandstoffen gebeurt. Dan blijft natuurlijk nog wel het aanzienlijke verlies van groene energie in de keten].
Voor transport is het alternatief omzetting in ammonia. Dan hoeft het onderweg niet gekoeld te worden (tot -253 °C). Maar ook ammonia produceren is energie-intensief, evenals het terugzetten in elektriciteit.
Op de vraag of de investeringsrisico’s voor de gastlanden niet groot zijn antwoordde Clara Caiafa dat vertragingen en/of een tegenvallende markt, risico’s zijn. Er kunnen verkeerde investeringen in infrastructuur gedaan worden. Er kan corruptie en politieke instabiliteit rond ontstaan, want er gaat veel geld om. De ongelijkheid kan toenemen, want alleen in de bubbel rond een project gaan de inkomsten omhoog, de rest gaat niet mee. Het kan ook de drang en middelen om aan echte transitie te werken verminderen. Vaak worden belastingvoordelen gegeven, subsidies, de eisen aan arbeidsomstandigheden kunnen onder druk staan, alles om te concurreren.
Om die risico’s te verminderen zouden Nederland en/of de EU afspraken kunnen maken met de landen waar de geïmporteerde waterstof wordt ingevoerd. Daarbij waarschuwt Clara dat elk land, elke regio anders is, en dat er ook onderlinge concurrentie is. Één op één gaat niet werken. Daarbij is ook belangrijk je te realiseren dat ontwikkelingslanden zelf vaak geen capaciteit hebben om goede analyses te maken.
Naar aanleiding van de opmerking van Willem de Vries dat in Namibië geen koolstof voorradig is om samen met waterstof daar e-fuel van de maken voor de luchtvaart, werd gevraagd waarom in plaats daarvan geen CO₂ wordt afgevangen om dat met waterstof te verwerken. Een participant legde uit dat die technologie nog in de kinderschoenen staat en nog heel duur is en het kost ook heel veel energie.
Verslaglegging John Hontelez