VERSLAG WEBINAR 1: 13 NOVEMBER 2024 KLIMAATRECHTVAARDIGHEID ALS NOODZAAK
Met als vraagstellling:
Klimaatrechtvaardigheid als Noodzaak. De Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) bepleit dit in een advies (2023), Het bouwt voort op de nieuwe Afrika-Strategie die ‘een gelijkwaardige (economische) ontwikkeling’ bepleit. Wat zijn de hoofdpunten en wat betekent het voor energietransitie? En wat betekent de actuele politieke situatie?
Sprekers:
Jorrit Oppewal (AIV raadsadviseur en mede-auteur van het AIV-advies)
Danielle Hirsch (lid Tweede Kamerfractie voor Groenlinks-Partij van de Arbeid)
Frans van der Loo introduceert de sprekers.
Jorrit Oppewal: is raadsadviseur ontwikkelingssamenwerking bij de AIV, daarvoor onder meer een aantal jaren in Mozambique gewerkt. https://www.adviesraadinternationalevraagstukken.nl/
Danielle Hirsch behartigt in de Tweede Kamerfractie voor GroenLinks en PvdA de commissie Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, Buitenlandse Zaken, Defensie, Economische Zaken en Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur https://groenlinkspvda.nl/onze-mensen-voor/tweede-kamer/
Voorafgaand aan het bovengenoemde advies heeft de AIV in juli 2022, een specifiek advies uitgebracht voor een nieuwe Afrika strategie. Aanbevelingen daarin waren:
- Formuleer op relevante terreinen complementaire en gedeelde belangen, tezamen mét en niet vóór Afrika.
- Neem de geopolitieke context en de tanende positie van Europa serieus.
- Wees achtzaam en zet van daaruit voortvarend in op coherentie.
- Wacht niet met handelen! (o.a. in licht van voedselcrisis)
- Werk zoveel mogelijk samen binnen de EU, maar zet ook in op bilaterale activiteiten.
- Belang van zorgvuldige selectie van prioritaire landen en sectoren.
Samenvatting webinar
- Mondiaal is 50% van de bevolking verantwoordelijk voor 12% van de klimaatverandering. Deze 50% krijgt echter wel voor 75% met de nadelige gevolgen te maken, en heeft maar 2% van de middelen om er iets aan te doen.
- Afrikaanse landen hebben veel moeilijker dan Europa toegang tot kapitaal voor oplossingen. Dat heeft te maken met beperkte belastinginkomsten, hoge rentes op leningen, e.d. De per capita investeringen in hernieuwbare energie zijn 40x zo laag als in Europa.
- Lage en Midden Inkomens Landen (LMICs) hebben, zonder externe steun, simpelweg niet de middelen om in vergroening te kúnnen investeren; ook al omdat zij hebben andere prangende prioriteiten hebben, zoals toegang tot infrastructuur, energie, onderwijs, gezondheidszorg en werkgelegenheid.
- Bij een klimaatrechtvaardige transitie is het belangrijk om de lokale uitgangssituatie serieus te nemen. Bijvoorbeeld, Noorwegen heeft z’n steun aan gasprojecten in Mozambique beëindigd, maar gaat in eigen land nog wel door met gas exploiteren. Terwijl die gasprojecten in Mozambique nog een cruciale rol kunnen spelen in lokale ontwikkeling.
- Vanuit klimaatbeleid is het logisch om een koolstofheffing te introduceren op producten uit landen die minder aan klimaatbeleid doen dan Europa. Maar Afrikaanse landen zien dat als protectionisme dat tegelijkertijd hun toegang tot kapitaal voor de transitie vermindert.
- De gevolgen van klimaatverandering zijn in Afrika toenemende armoede en uitzichtloosheid. Die leiden tot instabiliteit en conflict, en zijn daarmee een ingang voor geopolitieke rivalen, terroristische groepen, enz. en ook tot meer migratie richting Europa.
- In Afrika zijn de landen gemiddeld nu al zo’n 9% van het overheidsbudget kwijt aan de gevolgen van klimaatverandering. Er moet dus veel geld gemobiliseerd worden om hen vooruit te helpen.
- Biedt ontwikkelingslanden de ruimte bieden om kansen van transitie te verzilveren: Hervorming van de wijze waarop klimaatfinanciering wordt vormgegeven: meer structurele steun, op basis van lokaal eigenaarschap.
- Geef die landen de kans een groene industrie te ontwikkelen vooral voor eigen gebruik. Daarbij aandacht ervoor dat de economie van die landen nu deels draait op de verkoop van fossiele brandstoffen, geld wat ze nodig zullen hebben voor de transitie.
- Verminder de wereldwijde voetafdruk van de eigen economie, omdat huidige Nederlandse consumptie en productie een disproportioneel beslag legt op land, grondstoffen en waterbronnen elders, met negatieve gevolgen voor klimaat en biodiversiteit.
- Vergroot de burgerbetrokkenheid, bijvoorbeeld door een burgerberaad. Het Nationaal Klimaat Platform zou hier ook aandacht aan kunnen besteden, hoewel haar kerntaak toch de transitie in Nederland blijft. Initieer initiatieven binnen Nederland om de mondiale/Afrikaanse transitie te ondersteunen.
Verslag inleidingen en discussie:
Jorrit Oppewal
Oppewal benadrukt de ongelijke startpositie tussen Nederland en Afrikaanse landen, ook als het gaat om verantwoordelijkheid voor en de gevolgen van mondiale klimaatverandering, en de beschikbare middelen om dezen te bestrijden. Mondiaal is50% van de wereldbevolking verantwoordelijk voor 12 % van de klimaatverandering. Deze 50% krijgt echter wel voor 75% met de nadelige gevolgen te maken, en heeft maar 2% van de middelen om er iets aan te doen. Nederland alleen heeft tot nu toe evenveel bijgedragen aan de klimaatverandering als heel sub-Sahara Afrika minus Zuid-Afrika. Anders gezegd: een gemiddelde Nederlander stoot 40 keer meer broeikasgassen uit dan de gemiddelde Tanzaniaan. Ook hebben Afrikaanse landen veel moeilijker toegangtot kapitaal voor oplossingen door beperkte belastinginkomsten, hoge rentes op leningen e.d.. De per Capica investeringen in hernieuwbare energie zijn 40x zo laag als in Europa. Tekenend is dat in Nederland 2x zoveel zonnepanelen zijn geïnstalleerd dan in heel Afrika.
Allereerst zal zonder rechtvaardigheid de internationale klimaatactie vertraging oplopen. Lage en Midden Inkomens Landen (LMICs) hebben, zonder externe steun, simpelweg niet de middelen om in vergroening te kúnnen investeren; ook al omdat zij hebben andere prangende prioriteiten hebben, zoals toegang tot infrastructuur, energie, onderwijs, gezondheidszorg en werkgelegenheid.
Ten tweede kan Europa zich niet afsluiten voor de gevolgen van klimaatverandering elders, zoals toenemende armoede en uitzichtloosheid. Die leiden tot instabiliteit en conflict, en zijn daarmee een ingang voor geopolitieke rivalen, terroristische groepen, etc, en ook tot meer migratie richting Europa. Ook de Arabische lente is overigens mede veroorzaakt door verslechterende leefomstandigheden die het gevolg zijn van klimaatverandering.
Daar komt nog bij dat er bij veel LMICs groeiende frustratie is over de opstelling van Europa op het klimaatdossier, wat de relaties ondermijnt, en daarmee de effectiviteit van EU op andere geopolitieke dossiers. Zij vinden dat EU hen de les leest over klimaat, terwijl Europa zelf in belangrijke mate de veroorzaker van het probleem, veel te weinig heeft ondernomen, en afspraken niet nakomt.
Samenwerking is dus hard nodig. Ook uit eigenbelang. Het is nu belangrijk om goed na te denken met wie we kunnen samenwerken in Afrika, wie onze vrienden en partners kunnen zijn.
Bij een klimaatrechtvaardige transitie is het belangrijk om de lokale uitgangssituatie serieues te nemen. Bijvoorbeeld, Noorwegen heeft zijn steun aan gasprojecten in Mozambique beëindigd, maar gaat in eigen land nog wel door met gas exploiteren. Terwijl die gasprojecten in Mozambique nog een cruciale rol kunnen spelen in de lokale ontwikkeling.
Groene tariefheffingen is ook zo’n thema. Vanuit klimaatbeleid is het logisch om een koolstofheffing te introduceren op producten uit landen die minder aan klimaatbeleid doen dan Europa. Maar Afrikaanse landen zien dat als protectionisme dat tegelijkertijd hun toegang tot kapitaal voor de transitie vermindert.
En dan is er de afspraak dat de rijke landen vanaf 2020 100 miljard euro per jaar ter beschikking stellen voor klimaatmaatregelen in de LMICs: die is pas in 2023 voor het eerst gehaald en alleen nog met creatief boekhouden, inclusief veel reeds bestaande geldstromen die omgelabeld worden.
Tegen de achtergrond van de zes perspectieven op klimaatrechtvaardigheid heeft het AIV het Nederlandse, Europese en internationale klimaatbeleid geanalyseerd op een aantal terreinen.
- Reguleren van de markt
- Beïnvloeden van consumentengedrag.
- Groene sector- en industriepolitiek
- Internationale klimaatfinanciering
- Beleidscoherentie
Oppewal Erken dat rechtvaardigheid een essentiële voorwaarde is voor een succesvolle klimaattransitie.
Uitgewerkt langs drie sporen:
- Meer financiële middelen voor ontwikkelingslanden:
- Nakomen van bestaande afspraken, additioneel aan reguliere ontwikkelingssamenwerking.
- Nieuwe afspraken voor post-2025: richting US$ 1 biljoen/jaar vanaf 2030, inclusief privaat geld.
- Hervorming internationaal financieel-economisch systeem: financiële slagkracht ontwikkelingsbanken omhoog, en uitbreiding en hervorming van de inzet van Special Drawing Rights (SDRs) door IMF.
- Ontwikkelingslanden de ruimte bieden om kansen van transitie te verzilveren:
- Hervorming van de wijze waarop klimaatfinanciering wordt vormgegeven: meer structurele steun, op basis van lokaal eigenaarschap.
- Steun voor groen sector- en industriebeleid in het mondiale Zuiden.
- Scherper kijken naar de negatieve gevolgen van het Europese klimaat, handels- en industriebeleid (zoals CBAM en anti-ontbossingswetgeving) voor bedrijven in mondiale Zuiden, en daar de dialoog over aangaan, en waar nodig flankerend beleid opstellen.
- De eigen bijdrage aan klimaatverandering zo snel mogelijk beëindigen:
- Pad richting net zero versnellen, en tenminste 90% reductie in 2040, om groter deel van resterende koolstofbudget voor ontwikkelingslanden te laten. 80% is niet goed genoeg, want dan wordt er nog te lang te veel uitgestoten.
- Verminderen van de wereldwijde voetafdruk van de eigen economie, omdat huidige Nederlandse consumptie en productie een disproportioneel beslag legt op land, grondstoffen en waterbronnen elders, met negatieve gevolgen voor klimaat en biodiversiteit.
Danielle Hirsch
De regering heeft onlangs gereageerd op het Klimaatrechtvaardigheid rapport van de AIV.
Wat financiën betreft: het is duidelijk dat er meer geld bij moet. We hebben veel schade berokkend en het is noodzakelijk een duurzame transitie vorm te geven. Klimaatfinanciering is meer een schuldvraag dan een steunvraag. Het moet dus ook om echt additioneel geld gaan, en niet uit het ontwikkelings-samenwerkingsbudget, zoals de Nederlandse regering dat doet. Erger nog: deze regering plant een gigantische bezuiniging op dat budget. Ook geld voor internationale klimaatondersteuning gaat met 200 miljoen omlaag.
Tegelijkertijd tekent minister-president Schoof een nieuwe verklaring van de High Ambition Coalition Leaders tijdens de COP 29 die zich nu in Baku afspeelt, waarin wordt benadrukt dat er veel meer geld voor klimaatbeleid moet komen. In de TK gaan we daar op door.
In Afrika zijn de landen gemiddeld nu al zo'n 9% van het overheidsbudget kwijt aan de gevolgen van klimaatverandering. Er moet dus veel geld gemobiliseerd worden om hen vooruit te helpen.
Een deel van het geld kan komen van stopzetting van subsidiering van gebruik van fossiele brandstoffen. Er zijn wel nieuwe instrumenten van Wereldbank en IMF, maar die willen vooral privaat geld inzetten, maar daar moeten commerciële rentes op betaald worden en dat kan leiden tot weer meer schulden. Het Loss and Damage Fund wat nu bediscussieerd wordt zou een bijdrage kunnen zijn. Maar het Zuiden wil zelf beslissen hoe dat te besteden.
De Nederlandse overheid geeft wel ondersteuning van groene transitie, maar liefst in de vorm van projecten waar Nederlandse bedrijven van profiteren en onze eigen transitie bevorderen, zoals het ontwikkelen van waterstofproductie voor de export naar Europa. GroenLinks/PvdA wil die landen de kans geven een groene industrie te ontwikkelen vooral voor eigen gebruik. Daarbij moeten we aandacht ervoor hebben dat de economie van die landen nu deels draait op de verkoop van fossiele brandstoffen, geld wat ze nodig zullen hebben voor de transitie. Dat kunnen we niet negeren zonder er iets tegenover te stellen.
In feite geeft Nederland nog steeds ondersteuning voor de ontwikkeling van fossiele bronnen. Wel wordt dat sinds 2017 verminderd, met zo’n 15 miljard.
Wat de eigen, binnenlandse, bijdrage aan de strijd tegen klimaatverandering betreft. Heel belangrijk maar het lijkt nu zeer onwaarschijnlijk dat we ons doel van 55% reductie t.o.v. 1990 gaan halen. Het belang van klimaatbeleid is op z’n retour in het publieke debat, en er komt ook weer meer ontkenning van het probleem op. In de TK is dat gelukkig nog geen meerderheid dankzij de VVD.
Discussie:
Op de vraag hoe de sprekers over de kwaliteit van het bestuur in Afrikaanse landen denken, antwoordt Oppewal dat er inderdaad in veel landen corruptie en slecht bestuur is, maar daar is Afrika niet uniek in. Binnen Afrika zijn ook grote verschillen. In Marokko is relatief goed bestuur, en in landen als Kenia, Ghana en Zuid-Afrika is een groene transitie op gang gekomen. Maar de twee Congo’s zijn bijvoorbeeld wel problematisch.
Internationale instellingen komen naar een land met een technische bril op, zonder de lokale context te begrijpen. Je moet op zoek naar entrypoints, wellicht kleinschaliger, pockets van efficiency, leiders in het middenveld. Ook binnen een corrupte overheid zijn actoren waar je iets me kunt.
Ook de invloed van China en Rusland dwingt ertoe niet weg te lopen voor moeilijke werkomstandigheden, want anders nemen die twee landen alles over.
Van der Loo voegt toe dat de recente African Climate Summit in Kenia een goede, hoopgevende verklaring af gaf.
Hirsch onderstreept de grote verschillen en uitdagingen, net zoals we hier grote uitdagingen hebben. De politieke leidingen in die landen zullen aan de slag moeten, want dit zijn de landen waar de bevolking de grootste klappen krijgt qua droogte en honger. Het is belangrijk om de rechtstaat daar verder te ontwikkelen, Nederland zal daarin moeten blijven investeren, en op een manier dat de lokale leiders daar ook iets aan hebben.
Van der Loo noemt dat in Zuid-Afrika nu ChatGTP wordt gebruikt om de bevolking te betrekken bij beslissingen over het ontmantelen van kolencentrales, als onderdeel van de groene transitie.
Op de vraag hoeveel fossiele energie het kost om duurzame energie te ontwikkelen antwoordt Oppewal dat Hannah Richie, die voor Our World In Data werkt hier berekeningen over heeft gemaakt: de fossiele energie nodig voor de transitie is verwaarloosbaar klein vergeleken bij de fossiele energie die je ermee bespaart. Met uitzondering voor duurzame mobiliteit: er is wel veel energie nodig om batterijen te maken voor auto’s. Daarom is het belangrijk om ook het autopark kleiner te maken. Maar ook daar blijft de balans positief. Vanuit de chat wordt aangevuld dat voor elektrische auto’s 10.000 km het omslagpunt is.
Op de vraag of Nederland niet een te kleine speler is om invloed te hebben antwoordt Oppewal dat Nederland nog steeds bij de 20 grootste economieën ter wereld hoort, en op bepaalde terreinen zeker belangrijk is, zoals havenaanleg en chocola-verwerking. Nederland zou met landen die qua inwoners vergelijkbaar zijn, zoals Ghana en Senegal speciale samenwerking aangaan, zoals bijvoorbeeld een Chat-gpt project opzetten voor de bevolking.
Op de specifieke vraag of de AIV haar rapport ook in Brussel aan EU vertegenwoordigers heeft gepresenteerd antwoordt Oppewal dat er een engelstalige versie van het rapport bestaat, dat het aan denktanks die zich met EU beleid bezig houden is gepresenteerd, maar niet direct naar de Commissie of andere EU lidstaten.
Over de rol van China antwoordt hij dat Afrika veel van China kan leren. Er zijn natuurlijk gevaren, wat betreft milieu en mensenrechten. Maar China helpt landen wel grote sprongen vooruit te maken.
Nederland is nu zelf industriepolitiek aan het herontdekken, ditmaal groene industriepolitiek.
Niet specifiek opgepakt in het AIV rapport is de rol van opleidingen en trainingen in bewust ondernemen, duurzame energie bevorderen e.d. Is wel belangrijk.
Er ontspon zich een kleine discussie over de voors en tegens van het opzetten van waterstof industrieën in Afrika. Dat mag niet alleen voor export naar ons zijn, het land zelf moet er ook van profiteren, mede als grondstof voor producten die wij dan als zodanig kunnen importeren. Voor dat doel zouden er Memoranda of Understanding kunnen worden uitgewerkt.
Wat betreft het transport naar Europa werd opgemerkt dat pijpleidingen noodzakelijk zijn omdat per schip er maar zo’n 7% efficiency overblijft. En ook dat methanol een goede manier is om waterstof te exporteren.
Op de vraag welk actiepunt er volgens hem uitspringt, antwoordt Oppewal dat structurele samenwerking cruciaal is, op een brede manier. De blik naar buiten is onontbeerlijk. Het is problematisch dat in de TK deze discussies alleen in de commissie ontwikkelingssamenwerking plaatsvinden.
Het werken aan het binnenlands draagvlak noemt Oppewal een uitdaging. Hij heeft geen pasklaar antwoord. Vergroten van burgerbetrokkenheid is wel belangrijk, bijvoorbeeld door een burgerberaad. Het Nationaal Klimaat Platform zou hier ook aandacht aan kunnen besteden, hoewel haar kerntaak toch de transitie in Nederland blijft. Voor initiatieven binnen Nederland om de mondiale/Afrikaanse transitie te ondersteunen helpen zou de overheid meer open moeten staan.
AIV heeft twee maanden geleden een rapport gepubliceerd over de nodige maatschappelijke betrokkenheid bij het halen van de Sustainable Development Goals, hier en internationaal, en hoe de overheid die betrokkenheid kan versterken.
(Verslaglegging John Hontelez)