RESULTATEN GROENLINKS-PVDA CONFERENTIE 'VERSNELLEN ENERGIETRANSITIE'

Op 6 oktober werd in Utrecht de conferentie ‘versnellen energietransitie gehouden, georganiseerd door het landelijk Milieunetwerk van GroenLinks en PvdA Duurzaam. 
Het was een heel inhoudelijk informatieve conferentie met navenant hierbij een uitgebreid verslag.

Bijdragen aan het verslag zijn geleverd door John Hontelez, Oscar Menger, Frans Dolmans, Arwin Ralf, Richard Wouters en Titia van Leeuwen.

Het verslag bestaat uit drie delen:
Deel 1: Weergave van de discussie met twee leden van het Expertteam Energietransitie 2050: Pieter Boot en Annelies Huygen, de voorzitter van het Landelijk Klimaat Platform Kees Vendrik en Europarlementariër Bas Eickhout, onder begeleiding van dagvoorzitter senator Saskia Kluit.
Deel 2: Weergave van de discussies in vier aparte deelsessies over 1. Verduurzamen hoogbouw, 2. Coöperatieve opwek en Local4Local, 3. Nationale opwek en het stroomnetwerk, 4. EU en internationaal.
Deel 3: Concrete voorstellen uit de vier deelsessies met reacties van de twee Tweede Kamerleden Suzanne Kröger en Joris Thijssen, afgesloten door een slotwoord van de dagvoorzitter 

DEEL 1 PLENAIRE DISCUSSIE  

Sprekers: Pieter Boot, Annelies Huygen, Kees Vendrik en Bas Eickhout,
Dagvoorzitter: Saskia Kluit

Pieter Boot ex sectorhoofd bij het Planbureau voor de leefomgeving (PBL), nu senior-fellow bij Clingendael. Nam deel aan het expertteam Energiesysteem 2050 dat input moest geven aan in juli jl. verschenen concept  Nationaal Plan Energiesysteem (NPE). De definitieve versie daarvan zal nog dit jaar verschijnen.
Volgens hem is de energietransitie niet langer meer iets van “ver weg”. Dus wordt het spannend. In Engeland en Frankrijk reageren politici daar afhoudend op en dat vertraagt de transitie. In Duitsland is nu een hevige ideologische strijd bezig over de principes van de warmtetransitie. In Nederland werd daar wat praktischer mee om gegaan. 
Het concept NPE vergelijkend met het voorbereidend rapport van het expertteam vallen Piter Boot diverse verschillen op: In het concept NPE wordt bijvoorbeeld uitgegaan van een maximaal aanbod van energie. Men gaat dus van de veronderstelling uit dat de industrie in Nederland blijft voortbestaan zoals die nu is, alleen dan verduurzaamd. Dit onder invloed van de huidige demissionaire Minister EZK: want zij vindt dat de industrie haar eigen toekomst moet kiezen, de politiek moet zich daar niet mee bemoeien. Het Internationaal samenwerken is niet uitgewerkt in het rapport. Over de ETS wordt niet veel gezegd. Het expert-team adviseerde juist om voort te bouwen op de EU, en op dat niveau de industriehervorming aan te pakken. Goed vindt Boot het concept van “samen sturen” door rijk, provincies en gemeenten.
Annelies Huygen is hoogleraar ordening energiemarkten. Gepromoveerd op privatisering van de energiemarkten. Zij is daarnaast betrokken bij Nationaal Klimaatplatform. Zij vindt het onlogisch dat privatisering steeds gepaard is gegaan met veel subsidies aan de marktpartijen. 
Zij heeft zich in het experteam vooral gericht op het verduurzamen van de gebouwde omgeving, zoals de realisering van energie-neutrale/positieve wijken. Belangrijk daarbij is een integrale benadering: stop dus met werken met aparte programma’s voor warmte, koeling en elektriciteit, mobiliteit. Dit alles moet juist gecombineerd worden. Trend is dat er minder warmte nodig zal zijn door isolatie en klimaatverandering, maar juist weer meer door koeling (ook vanwege isolatie). Elektrische auto’s kunnen elektriciteit opslaan, in combinatie met zonnepanelen en warmtepompen. Alle restwarmte, overal vandaan, moet gebruikt worden in een wijk. En de modernste technieken moeten worden gebruikt, samen met gedragsaanpassing. Dit organiseren betekent het in de haarvaten van de wijk werken, van deur tot deur. Energiecoöperaties zijn dan de beste organisatievorm. Maar helaas besteedt het concept-NPE daar nauwelijks aandacht aan.
Er is pessimisme over waar laagtemperatuur warmtenetten kunnen worden aangelegd, wegens de voorwaarde van een goede isolatie van woningen. Maar volgens haar kan het al bij 60% van de woningen en bij 20% na wat ingrepen.
In Nederland gaat het traag, en er worden nog hoge-temperatuurverwarming netten aangelegd in nieuwbouw. In België is dat bijvoorbeeld verboden! De wetenschap wijst er al sinds 2010 op dat 70 ˚C netten geen goed idee is, dat er met lage-temperatuurnetten gewerkt moet worden.
Kees Vendrik is sinds november vorig jaar voorzitter van het Nationaal Klimaat Platform, de opvolger van het Klimaatakkoord. Het platform Is voor vier jaar ingesteld. Hij ziet het als zijn taak de uitvoering van dat akkoord te versnellen. Daarbij ziet hij dat: “iedereen z’n kop stoot”, want we werken binnen een systeem dat uit een andere tijd dateert. Het is zoeken hoe we de deuren open krijgen. En er is nu al veel aan de gang, als alles meezit gaan we de 55% reductie in 2030 wel halen. Maar er blijven nog veel hobbels te nemen. 
Hij wijst erop dat er veel geld wordt uitgegeven aan technische oplossingen, maar de rol van burgers en ondernemers nog steeds onderbelicht is. Hij wil een Plan Maatschappelijke Initiatieven gaan opstellen. Zijn team verzamelt informatie over waar en waarom initiatieven vastlopen, en hoe deze juist kunnen worden opgeschaald. Hij wil burgers uitnodigen om mee te doen, en daar ook geld voor uittrekken, want trekkracht uit de samenleving is ongelooflijk belangrijk.
Hij ziet dus ook energiecoöperaties en initiatieven van lokale ondernemers niet als slechts “leuk” maar als “essentieel”. Wijst daarnaast bijvoorbeeld op de 10.000 sportaccommodaties, waarvan de meesten door de hoge gasprijzen in de problemen zijn gekomen: slechts een handvol ervan zijn met duurzaamheid aan de slag, want de meesten hebben daar het geld niet voor. Investeren daarin is verstandig, ook omdat ze een sterke voorbeeldfunctie hebben.
Kees Vendrik noemt congestie op het net een kernprobleem. In december komt een nieuw rapport uit wat laat zien dat het nog veel erger gaat worden. We moeten volgens hem aan de slag met lokale energiesystemen waarin alles inzit: warmte, stroom, water, etc. Bedrijven die met elektrische busjes in steden moeten gaan werken, willen geen 6 jaar wachten op een aansluiting voor een laadpaal. Die moeten, op industrieterreinen, eigen oplossingen gaan zoeken, en dat moet worden gestimuleerd.

Bas Eickhout, Lid Europees Parlement, mocht eerst heet van de naald vertellen hoe met name de Groenen de hoorzitting van Wopke Hoekstra als Commissaris Klimaat hebben gebruikt om de Europese Commissie als geheel tot verscherping van haar klimaatvoornemens te bewegen, Ambities die tot voor kort ondenkbaar waren voor de Europese Commissie, werden toegezegd: 90% minder CO₂-uitstoot in 2040, de afbouw van fossiele subsidies, een belasting op kerosine, het uit faseren van fossiele brandstoffen, en een fonds waarmee we klimaatschade in de meest kwetsbare landen kunnen vergoeden. Hoekstra maakte deze beloftes tijdens zijn hoorzitting.
Bas Eickhout ziet dat in diverse landen, in Europa en de VS, rechtse populisten hun pijlen nu  op klimaatbeleid richten. In Nederland met minder effect, vanwege onze brede overlegcultuur. Hij ziet wel toenemende polarisatie in het politieke debat, “want het klimaatbeleid gaat nu meer pijn doen”. Daar moeten we ons op voorbereiden, en voorkomen dat het gaat lijken op een strijd tussen elite en de rest.
Discussie met de zaal: 
Vraag: Is 90% minder CO2 in 2040 in Nederland haalbaar? 
Volgens Pieter Boot hebben we in Nederland een specifieke situatie wat betreft landbouw en landgebruik: de landbouw is verantwoordelijk voor een relatief groot deel van de broeikasgassen. In veel andere landen van Europa absorberen bossen en andere natuurlijke systemen veel meer van die gassen dan de landbouw uitstoot. Verder noemde hij de netcongestie als een belangrijke hobbel om te nemen, dat kan tot vertraging leiden.
Hij wees erop dat er ook industriepolitiek gevoerd moet worden. Als voorbeeld DOW, die in Europa 2 bedrijven heeft, in Terneuzen en in Spanje. DOW heeft geld om 1 ervan te verduurzamen, de ander zal op termijn sluiten. Op papier heeft Nederland betere papieren, want Nederland heeft windenergie, terwijl Spanje op zonne-energie mikt. Maar netcongestie kan keuzes bemoeilijken. Toch vindt Boot het belangrijk om DOW in Terneuzen te houden, en zeker niet de EU uit te jagen.
Annelies Huygen was het ermee eens dat 90% kan, maar dan goed aanpakken, voor integrale aanpakken kiezen en daar genoeg tijd voor nemen. Ernaar toewerken dat er in 2030 1000 energiecoöperaties zijn (waar Energie Samen naar streeft) en dan verder versnellen.
De voorzitter stelt de vraag over het belang van democratisering. Annelies Huygen antwoordt dat het heel belangrijk is op lokaal niveau mensen mee te krijgen voor lokale oplossingen.
Pieter Boot wijst op een enorm dilemma: we moeten de energie-intensieve industrie verduurzamen. ETS speelt daarin een rol, maar er moet ook een enorme ondersteuning vanuit de overheid komen. Want de concurrenten in omringende landen krijgen die ondersteuning ook: In Duitsland wil bijvoorbeeld een groene minister dat bedrijven niet meer dan 6 cent/kWh betalen!. Als we daarin zouden volgen krijg je hier in Nederland een enorm verschil met de prijs voor huishoudens.
Bas Eickhout vindt dat industriepolitiek op het EU niveau thuishoort. We moeten concurrentie tussen de lidstaten vermijden die ertoe leidt dat met veel belastinggeld bedrijven op poten gehouden worden die op den duur toch kopje onder gaan. En dan kun je ook solidariteit bereiken tussen landen die meer industrie kunnen verliezen. Maar voor zo’n aanpak is veel politieke moed nodig van regeringsleiders. En die is nog niet getoond, want het betekent ook investeringsbeleid op EU niveau.
Annelies Huygen vindt het niet zo erg dat sommige industrieën naar het buitenland gaan, gezien de krapte aan arbeidskrachten. Laat ons dan op innovatie, op nieuwe initiatieven focussen!
Kees Vendrik wijst erop dat als we de huidige industrie 1 op 1 willen verduurzamen, er heel veel waterstof nodig zal zijn, groene energie, ruimte. Kun je dan de maatschappij als geheel nog verduurzamen? Maar als we afscheid nemen van industrietakken moeten we dat wel goed aanpakken, leren van vroeger (kolenmijnen, textiel). Tata-Steel is niet alleen maar een fabriek met uitstoot, maar ook mensen, gemeenschappen, al 100 jaar! Daar moet dan een goede overgang naar nieuwe activiteiten plaatsvinden, wat over meer dan omscholing naar duurzame beroepen gaat.
Vraag: De Minister van Economische Zaken heeft nu 4 miljard om industrieën te stimuleren. Maar gaat dit werken en trek je ze niet teveel voor? “Leave no-one behind”: mooie slogan, maar hoe doe je dat?
Pieter Boot wijst erop dat het concept verkiezingsprogramma van GL/PvdA dit onderwerp eigenlijk niet erg uitwerkt. Terwijl dat belangrijk is. Nederland heeft nu 6 raffinaderijen. Die heb je in de toekomst niet allemaal nodig, maar gezien onze ligging en infrastructuur zou er in EU verband nog wel ruimte zijn voor 2 of 3. Daar moet je als politieke partijen naar durven kijken.
Vraag: De lokale, wijkgerichte aanpak is inderdaad belangrijk, maar er zijn hobbels: Liander wijst op EU-regels bij intenties directe levering, er zijn niet de juiste fondsen. Veel mensen willen wel maar kunnen niet. 
Kees Vendrik antwoordt dat transitie ploeteren is: je moet steeds analyseren wat er mis gaat, daar mee aan de slag gaan. De nieuwe Energiewet zou meer ruimte moeten geven voor energie delen. 
Dan ontstaat een discussie tussen Gerlach Velthoven (directeur energiecoöperatie Gelderland) en Pallas Agterberg (Liander) over de netcongestie. Volgens Gerlach bestaat die niet er is voldoende ruimte op het net, omdat er vanwege leveringszekerheid wettelijk bepaald veel reserve op het bestaande net zit. Het zijn dus de regels voor het gebruik die de congestie veroorzaken. Pallas Agterberg reageert dat die leveringszekerheid reserve wel klopt en aangepakt moet worden, maar dat het wel degelijk ook problemen zijn. Binnen enkele jaren is het gebruik van het net meer dan verdubbeld en het zal later nog eens meer dan verdubbeld worden. Het stroomnet moet daarom sowieso ook aanzienlijk worden uitgebreid.
Vraag: Moet de energiesector niet weer publiek moet worden en hoe mensen gestimuleerd kunnen worden ondernemende consumenten te worden. 
Bas Eikchout antwoordt dat in elk geval de infrastructuur weer in publieke handen moet komen, en dat private monopolies voorkomen moet worden. En juist de energiecoöperaties moeten ondersteund worden als belangrijke dragers van de energietransitie.
Kees Vendrik beaamt dat burgers tot passieve consumenten zijn gemaakt. Het is van belang dat de politiek burgers op andere kwaliteiten aanspreekt: als mede-eigenaren, initiatiefnemers, etc. Maar ook weer niet alles aan hen overlaten. Van mensen in slechte woningen, met slechte voorzieningen, kun je niet verwachten dat ze meteen van het gas af gaan. Hij ziet overigens ook in wijken met achterstanden mensen met veel eigen initiatief, ook al hebben ze een kleine portemonnee.
Annelies Huygen beaamt dat de concentratie in de markt die markt slechter doet werken. Verwijst naar de supermarkt-sector: 4 bedrijven hebben 85% van de markt in handen. Zij onderstreept ook dat energiecoöperaties een heel belangrijke speler zijn. 
Vanuit de zaal wordt opgemerkt dat het belangrijk is om klimaatverandering uit de linkse hoek te houden. Een grote meerderheid ziet de klimaatverandering wel. Benadruk dat klimaatmaatregelen juist ook qua kosten voor levensonderhoud belangrijk zijn.
Pieter Boot: wat betreft de discussie over congestie: vergelijk het met files op snelwegen: het grootste deel van de dag loopt het prima, er zijn maar enkele uren dat het moeizaam gaat. Maar daar moet je dan wel iets aan doen.
Annelies Huygen: kijk goed in je wijk, je omgeving wat je zelf kunt doen, hoe je ook pieken kan verminderen. Zij geeft als voorbeeld een Amsterdamse buurt met een project waar afgesproken is dat gezinnen met kinderen om 6 uur eten, en zonder kinderen een uurtje later. 
Kees Vendrik stelt dat er van een heel hoog veiligheidsniveau wordt uitgegaan, wat de toegang beperkt. Daar wordt nu wel degelijk naar gekeken, maar er zijn regels, afspraken, contracten. Die kun je niet negeren, die moeten aangepakt. Er zijn enorme investeringen op gang gekomen, van 200 miljard euro of meer. Hij vraagt zich af of dat het beste is, of dat er niet ook meer naar verdeling en intelligente oplossingen zoals lokale energiesystemen gekeken moet worden. Deze energiesystemen zouden wellicht goedkoper en sneller te ontwikkelen zijn. Dat geeft handelingsperspectief.
Heel veel bestuurders denken volgens Kees Vendrik nog in termen van business as usual. Maar het is code rood: niet alleen voor netwerkbeheerders, maar ook voor alle bestuurders. Er is overal vertraging nu, bestuurders moeten als de sodemieter aan de slag!

DEEL 2 DISCUSSIES IN VIER DEELSESSIES

Voor de deelstudies waren ter voorbereiding achtergronddocumenten geschreven, die de deelnemers van te voren kregen opgestuurd. Op de website van het Milieunetwerk zijn die te vinden onder het Nieuwsartikel ‘Conferentie versnellen energietransitie’

 

SESSIE 1  VERDUURZAMEN HOOGBOUW

Sprekers: Laetitia Ouillet, Paul Das
Voorzitter: Sieward Nijhuis

Laetitia Ouillet, partner bij de E-risk Group, vertelt over de wijk Groenoord in Schiedam. Deze wijk staat hoog in de landelijke lijstjes van meest kwetsbare wijken en sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne is de wijk verder achteruit gegaan. In een overeenkomst tussen de gemeente, de woningcorporatie en Eneco is besloten om de warmte transitie als een vliegwiel te gebruiken voor de verdere transitie in de wijk. Het besluit is in de gemeenteraad nipt aangenomen. Laetitia Ouillet is de programmamanager van het project geworden. In die rol is ze geconfronteerd met alle complexiteit. Het project is kort na het vaststellen van het  klimaatakkoord van start gegaan maar heeft te lijden gehad onder het langzaam op gang komen van geld en beleid vanuit het Rijk. Het doel van het project is om de vernieuwingen collectief door te voeren, zodat de uitvoering, de financiering maar ook de subsidiering centraal geregeld kan worden, maar daarvoor moeten de splitsingsaktes worden aangepast. Dit blijkt een vrijwel onmogelijke doelstelling omdat het Eigendomsrecht in Nederland bijna heilig is en gebleken is dat wijzigingen van splitsingsaktes het bij de rechter zelden tot nooit halen. Daarnaast moet voor elk appartement expliciete toestemming (via de notaris) worden verleend door de hypotheekverstrekker, met de bijkomende notariële kosten. Ook de gemeente moet, als erfpacht verstrekker, toestemming verlenen voor aanpassingen. De toestemming van de huurder wordt vaak pas aan het einde van het traject gevraagd, waardoor zij zich niet betrokken voelen bij de initiatieven. 
Een andere complicerende factor is het verplichte ecologische onderzoek en het vragen van ontheffingen. De spouwmuren van dit type oudere woningen zijn een populaire broedplaats voor vleermuizen. Zelfs als er een brede ontheffing is aangevraagd op wijkniveau dan vallen appartementencomplexen onder maatwerk en daarvoor zijn de procedures en tijdslijnen voor goedkeuring minder tot niet bekend. De omgevingsdienst zegt dat ze liever niet willen isoleren in het geval er sprake is van aanwezigheid van vleermuizen. Jaren 50-60 woningen met wat groen in de buurt hebben vrijwel altijd te maken met vleermuizen. Het Warmtefonds houdt strikt vast aan termijnen, het renteaanbod van het warmtefonds vervalt na 6 maanden. Binnen 9 maanden na het tekenen van de financieringsaanvraag moet alles geregeld zijn en daarna start de aflossingsfase met rente. Als door vertraging, bijvoorbeeld door ecologisch onderzoek, op dat moment de renovatie nog niet heeft plaatsgevonden, dan kampen de bewoners dus met hogere lasten, zonder dat ze besparen op hun energieverbruik door de renovatie. Kortom, zelfs voor projecten met een goede insteek, namelijk het verduurzamen van zeer energie inefficiënte woningen met bewoners die het al niet breed hebben, vormt de huidige wet- en regelgeving een onoverkomelijke  belemmering. Dit vraagt om actie vanuit de verschillende overheden, het versnellen van de energietransitie vereist een andere manier van denken, anders zal deze transitie simpelweg niet plaatsvinden omdat er te veel regels en bureaucratie in de weg liggen. 
Paul Das, medeoprichter van Inside-Out houdt zich al 6 of 7 jaar bezig met het verduurzamen van stapelbouw. Zijn aanpak is het verbouwen van stapelbouw terwijl deze nog bewoond zijn, want mensen heen en weer verhuizen is, zeker in deze tijd van woningnood, onpraktisch. Hij ziet hoogbouw meer als een oplossing dan als een probleem, hij wil gebouwen activeren om het stroomnet te balanceren. Dat houdt in: isoleren, energieopslag integreren en de gebouwen onderdeel maken van een lokaal energienetwerk. Op die manier kan energie betaalbaarder worden omdat er meer controle is over het moment van energieafname. Alle bewoners wekken energie op, zelfs de kleingebruikers gaan erop vooruit. Het draagvlak was groot, zelfs 97% waar slechts 70% draagvlak nodig is. Hij richt zich op gebouwen in bezit van woning coöperaties want het VvE-traject heeft ook hij nooit succesvol kunnen uitvoeren. De coöperaties ontvangen een energieprestatievergoeding, dat is een positief middel waarmee de coöperaties een stukje van de kosten kunnen dekken. Er zijn twee projecten gerealiseerd, in Utrecht en in Alkmaar en er zijn plannen voor nog eens vier gebouwen. Na de Tweede Wereldoorlog is er industriële bouw opgetuigd, daardoor lijkt veel hoogbouw op elkaar, dat biedt op zich mogelijkheden voor seriële verduurzaming. We moeten de ambitie verhogen, maar het is een lastig speelveld met andere aannemers, die wellicht minder op duurzaamheid zijn gericht. Een ander probleem is de Welstandcommissie die soms op, naar het lijkt, zeer subjectieve gronden bepaalde aanpassingen niet toestaat. Volgens Das zou het allemaal nog efficiënter kunnen, bijvoorbeeld door virtueel te salderen binnen de gebouwen, nu moet elk appartement een aparte omvormer hebben en dat verhoogt de kosten en is niet doelmatig. De huidige regelgeving staat het niet toe om de energiehuishouding collectief binnen het gebouw te verrekenen, dat is vooral in het voordeel van de energieleverancier. Als de gebouwen ook energie van het net zouden kunnen inkopen en opslaan dan kunnen ze ook een bijdrage leveren aan congestiemanagement. Echter, zonder zulke aanpassingen en als de salderingsregeling wegvalt, of dynamische energiecontracten verplicht worden, dan moet met negatieve gevolgen voor deze bewoners rekening worden gehouden. De grootste opgave is niet het technische, of het bouwkundige, er wordt te veel gedacht in theoretische kaders (computer says no). Er is een behoefte aan meer pilotprojecten, zodat data uit de praktijk kan worden gebruikt om beslissingen te maken en de energietransitie efficiënter aan te vliegen en te versnellen. In dat kader werd aangegeven dat het beter is om de verduurzaming niet stapsgewijs maar juist zo veel mogelijk in een keer te realiseren. Inside-Out heeft daartoe steeds meer efficiëntere modules ontwikkeld. 

SESSIE 2 COÖPERATIEVE OPWEK EN LOCAL4LOCAL

Sprekers: Siward Zomer, Gerlach Velthoven
Voorzitter: John Hontelez

Siward Zomer, directeur Energie samen, bepleit het belang van energiecoöperaties waarmee de invloed van inwoners op hun eigen energievoorziening vergroot kan worden. Elektriciteitsvoorziening werd rond 1900 verzorgd door zo’n 550 gemeentelijke en provinciale energiebedrijven die veelal voor productie en levering van elektriciteit zorgden. Deze bedrijven zijn in de loop der tijden gefuseerd, geprivatiseerd en gedeeltelijk in eigendom gekomen van grote buitenlandse concerns waardoor veel van de zeggenschap van de overheid, en zeker van de inwoners, verdwenen is. Door activiteiten van energiecoöperaties komt de zeggenschap over energieproductie en energiedistributie weer meer in handen van inwoners. Wel is dit thans nog maar voor een klein gedeelte van de elektriciteitsvoorziening gerealiseerd. Hier liggen nog grote kansen voor energiecoöperaties, waarbij de macht en de belangen van de grote leveranciers nu nog groot zijn. We willen weer terug naar lokaal. Alle energiesystemen zouden voor tenminste 50 % in coöperatieve handen moeten zijn. 
Gerlach Velthoven geeft aan dat er bij netcongestie technisch nog veel ruimte op het net is, omdat er bij de beoordeling of het net vol is, uitgegaan wordt van piekbelasting, terwijl die piekbelasting vaak slechts bij uitzondering plaats vindt. Huidige wetgeving werkt hierbij belemmerend en zou aangepast moeten worden. 
Bij Local4local wordt er in een gebied gestreefd naar energieautonomie van de inwoners. Dat betekent dat er zoveel elektriciteit en warmte in dat gebied opgewekt wordt dat dat voldoende is voor het energiegebruik van inwoners en bedrijven in dat gebied; er is een energiegemeenschap. In zo’n gebied zijn dan wel voorzieningen nodig voor opslag, transport en distributie. In een local4local gebied kan een coöperatie energie aan inwoners leveren tegen tarieven die concurrerend zijn en door de inwoners zelf kunnen worden vastgesteld. De overheid moet dit soort initiatieven steunen.
De energietransitie wordt niets indien die alleen door de overheid aangestuurd wordt. Energiecoöperaties kunnen en willen in die transitie een nog grotere rol spelen. Er zit veel kennis en betrokkenheid bij energiecoöperaties om die rol te kunnen uitvoeren. Een van de mogelijkheden is dat de energiecoöperatie een stevigere rol krijgen als adviseur van de gemeente. Het initiatief daartoe kan zowel van de gemeente als van de coöperatie uitgaan. Gemeenten en coöperaties  kunnen met elkaar een convenant sluiten waarmee meerjarige afspraken gemaakt worden over die rol, de ondersteuning en de middelen die de coöperatie daarvoor krijgt van de gemeente.
Steeds meer energiecoöperaties zijn ook betrokken bij de warmtetransitie,  bijvoorbeeld als ze een warmtenet aan willen leggen. Gemeenten zouden zulke projecten moeten steunen omdat zij een substantiële bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van het gemeentelijke warmteplan dat door de gemeenten uitgevoerd moet zijn zodra inwoners van het gas af moeten.
Uit de zaal wordt gesteld dat niet alle energie coöperaties het summum van democratie vormen. Er zijn coöperaties die fungeren als commerciële ontwikkelaars en exploitanten ook al zijn de eigenaren (boeren, productiebedrijven) verbonden aan de directe omgeving. 
Siward Zomer reageert met dat de inbedding in de lokale gemeenschap van belang is. De gemeentelijke overheid zou dit moeten bevorderen Energiecoöperaties ontwikkelen zich onderling heel verschillend. Van het exploiteren van enkele daken met zonnepanelen tot combinaties van meerdere zonne- en windparken met batterijen, advisering aan consumenten, isolatie, een voedselbos, directe aansluitingen, handel en levering aan consumenten. De overheid moet zich van deze verschillen beter bewust zijn en daarnaar handelen. Vaak zijn de financiële aspecten en risico’s van het ontwikkelen van energieprojecten voor coöperaties een belemmering. Ontwikkelingskosten en bijvoorbeeld de gemeentelijke leges voor het realiseren van een energiepark kunnen wel tot ruim 200.000 euro belopen. Gemeenten steunen coöperaties pas wanneer zij relevante facturen voorleggen bij financial close van een project. Dat is zeker bij een netcongestie een hindernis omdat er dan een lange periode kan zitten tussen het verlenen van de omgevingsvergunning en de start van de exploitatie van een project  
Gerlach Velthoven geeft aan dat Energie coöperaties de gelegenheid moeten krijgen om zich te kunnen professionaliseren. Zonder professionalisering blijft de ontwikkeling en exploitatie van parken vooral in handen van grote ontwikkelaars. Voor professionalisering (scholing, onderzoek in het kader van de omgevingsvergunning, communicatie, en het optimaliseren van de energieopwekking) zijn middelen nodig terwijl ook daarvoor de kost voor de baat uitgaat. In de Energiewet, die thans bij de Tweede Kamer ligt, moeten energiecoöperaties erkend worden als volwaardige partners in de energietransitie en volgens Gerlach Velthoven zou de tenminste 50% lokaal-eigendom wettelijk vastgelegd moeten worden. 
Siward Zomer voegt toe dat de huidige netcongestie grote invloed heeft op komende ontwikkelingsmogelijkheden van zon en wind. De overheid (rijk, provincie en gemeente) en de netwerkbedrijven zouden coöperaties moeten ondersteunen met het vinden van oplossingen waardoor aansluitingen veel eerder gerealiseerd kunnen worden, dan wel dat er stimulerend en faciliterend omgegaan wordt met alternatieve mogelijkheden zoals opslag en directe verbindingen met afnemers. Veel huidige wettelijke regelingen staan slagvaardig handelen in de weg. Het evenwicht tussen zorgvuldigheid, veiligheid en de noodzaak om de energietransitie te versnellen, moet met hoge prioriteit gewijzigd worden. 
Op de opmerking dat als gemeenten een tender uitschrijven voor een energiepark in hun regio, dat dan moeten de spelregels zo opgesteld worden dat energiecoöperaties een reële kans hebben om die tender te winnen. Reageert Gerlach Velthoven dat het beter is het tenderen sowieso te vermijden. Gemeentes zouden met energiecoöperaties moeten samenwerken om lokaal eigendom op deze manier te realiseren. Gemeenten hebben in de praktijk vaak onvoldoende kennis en ervaring op het gebied van de energietransitie. Samenwerking met energie coöperaties waarin veel deskundigheid aanwezig is, kan dan nieuw perspectief bieden. 

SESSIE 3 NATIONALE OPWEK EN HET STROOMNET

Sprekers: Pallas Agterberg, Leon Straathof
Voorzitter: Titia van Leeuwen

De vraag staat centraal wat speelt er allemaal speelt rond de nationale opwek en het stroomnet. En vooral wat er moet er aangepast moet worden aan wet- en regelgeving om de energietransitie te versnellen 

Pallas Agterberg challenge officer bij Alliander en lid van de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur geeft aan dat de vraag naar elektriciteit zal enorm toenemen, van 100 TWh naar 120 TWh in 2030 en verder naar 200 TWh, gelet op de ontwikkeling van de industrie. 
De plannen tot 2050 laten een verder doorgroeien zien naar 500-600 TWh. Dat hangt samen met de noodzakelijke elektrificatie van de industrie en het transport. Van 600 TWh is de helft industrie en waterstof. De industrie heeft de eisen op tafel gelegd, probleem is dat volgens het huidige systeem geldt dat wie het eerst komt, het eerst maalt, dus industrie heeft het net al volgeboekt. Het systeem wordt financieel gedreven door de 20 grootste bedrijven gekoppeld in 5 industrieclusters en producenten. De rest hangt er dus een beetje bij.  Wat er moet gebeuren is dat de prioriteitsvolgorde moet worden aangepast. Daarvoor moet er landelijk een actieprogramma komen voor de verdeling van de midden-spanning, daar moeten zo’n 10.000 nieuwe verdelingsruimten komen. Gemeenten zijn aan daartegen het sputteren. Daarom is een  landelijk programma nodig met ook een wettelijk geregelde versnelling van de procedures.. Er is heel veel werk aan de winkel. Daarbij zijn ook veel meer decentrale oplossingen noodzakelijk, dus lokale energie systemen via bijvoorbeeld energiecoöperaties. Met lokale netten kan het landelijk stroomnet ontlast worden. 
Het gaat om heel ingewikkelde zaken, waarbij partijen dus ook nog eens ongelijk worden  behandeld. Warmtenetten komen hierdoor bijvoorbeeld niet van de grond, er worden bedragen van 5000-10.000 gevraagd per huis. Het systeem is nu op het individu gericht met de subsidie op individuele warmtepompen, maar niet op collectieve systemen. En dat laatste zou moeten. Er moet een wijk voor wijk aanpak komen. Gericht op een integrale energieaanpak van de lokale elektriciteit en de warmte. 
Landelijk gezien moet daarvoor de focus gericht zijn op de langere termijn met energieplanologie, helder plannen wat de aanpak nu en op termijn moet zijn. Met de slimme oplossingen van verdelen van stroom die er nu al her en der ontwikkeld worden. Het motto moet zijn hoe lokaler hoe beter. 

Leon Straathof, Energie Samen, adviseur netinfrastructuur en regulering, richt zijn verhaal op drie thema’s. Allereerst moet alles uit de kast gehaald worden om verzwaring van het net snel mogelijk te maken. Daarvoor moeten er contractafspraken gemaakt gaan worden rond de opwek van windenergie en zonne-energie. En de vergunningverlening moet veel korter, Wat nu in zeven jaar gebeurt, moet in twee jaar kunnen. 
Een tweede punt is de toegang tot het net. Nu kunnen de organisaties met geld hun toegang regelen. Energiecoöperaties en burgers hebben geen eerlijke toegang tot het net. Er is een gelijk speelveld nodig. Burgers en corporaties hebben in vergelijking ook nog onvoldoende kennis en dan hebben de commerciële ontwikkelaars hebben al aansluiting ingekocht in het verleden. Ten derde liggen er veel mogelijkheden in het slimmer omgaan met het net, met onderlinge afspraken en afstemming wie wanneer stroom gebruikt. Het wachten is op de nieuwe energiewet, waar al wel wat stappen in deze richting worden gezet.
Ook batterijen kunnen het beter doen op wijkniveau, dan per woning. Maar ook daar ligt de rode loper juist weer bij de grote bedrijven. Maar je kan ook bijvoorbeeld per wijk een batterij realiseren bij de opwek en dan moet er een collectieve klant zijn. Eigenlijk moet dus elke wijk zijn eigen energiecoöperatie hebben. 

In de discussie werd eraan gerefereerd dat er inderdaad nu al duurzame projecten zijn die 10 tot 15 jaar moeten worden uitgesteld omdat ze niet kunnen worden aangesloten. Daarnaast werd opgemerkt werd dat er industriepolitiek nodig is omdat de helft van de capaciteit op dit moment nodig is voor bedrijven die we wellicht niet meer willen of nodig hebben. Verder moeten we naar integrale aanpakken in woonwijken toe van toelevering van stroom, water, warmte. Dat kan op coöperatieve wijze bevorderd worden. We moeten naar lokale energiesystemen toe. En de vergunningen voor verzwaring van het net moeten veel sneller verleend worden. Nu duren ze vaak zo’n zeven jaar, terwijl het concreet aansluiten op zich veel in veel kortere tijd kan. 

SESSIE 4 EU EN INTERNATIONAAL

Sprekers: Mohammed Chahim, Lisanne Broersma
Voorzitter: Richard Wouters

Het verkiezingsprogramma van GroenLinks-PvdA voor de Tweede Kamerverkiezingen spreekt de ambitie uit om Nederland in 2040 klimaatneutraal te maken. Daar zullen we de Europese Unie hard bij nodig hebben. Van belang is dat de EU reeds koerst op beëindiging van de CO2-uitstoot van industrie en elektriciteitscentrales in 2039. Vanaf dat jaar worden er geen nieuwe CO2-emissierechten meer beschikbaar gesteld in het Europese emissiehandelsstelsel ETS.
We spreken in deze deelsessie over het ETS en aanverwante zaken met twee inleiders, PvdA-Europarlementariër Mohammed Chahim en milieuactivist Lisanne Boersma. De gespreksleider, Richard Wouters, begint met felicitaties aan de inleiders, want voor beiden is 1 oktober een mijlpaal. Op die datum is de eerste fase van het Europese CO2-grenscorrectiemechanisme CBAM in werking getreden, een regeling die de Europese industrie moet behoeden voor verplaatsing van productie naar landen met een slapper klimaatbeleid (carbonleakage). Chahim heeft, als rapporteur over CBAM voor het Europees Parlement, een belangrijke hand gehad in deze wetgeving. Hij legt in zijn inleiding onder meer uit hoe CBAM werkt en hoe het landen buiten de EU stimuleert tot het beprijzen van CO2-uitstoot. 
Lisanne Boersma verdient een felicitatie omdat zij op 1 oktober gepromoveerd is tot directeur van milieuorganisatie WISE. Zij zet zich bij WISE al jaren in voor verbetering van het ETS. Zo voerde zij campagne tegen de ‘indirecte kostencompensatie’ – een subsidie waarmee bedrijven die veel elektriciteit verbruiken gecompenseerd werden voor de stijgende prijs van emissierechten. Die campagne was succesvol: de Nederlandse regering heeft deze fossiele subsidie afgeschaft.
In haar inleiding wijst Lisanne Boersma erop dat industriële bedrijven een groot deel van hun emissierechten binnen het ETS nog altijd cadeau krijgen. Dat zijn fossiele subsidies met een remmend effect op de energietransitie. Daarnaast waarschuwt Boersma voor het waterbedeffect dat optreedt wanneer bestaande kolencentrales worden gesloten of omgebouwd. De emissierechten van deze centrales komen beschikbaar voor andere bedrijven. Zij dreigen de Europese emissiehandelsmarkt te overspoelen, waardoor de prijs van CO2-uitstoot onder druk komt te staan. De Europese Commissie moedigt EU-landen aan om rechten van gesloten kolencentrales uit de markt te halen, maar dat is te slap. Dit zou een verplichting moeten worden. De deelnemers aan de sessie scharen zich achter deze aanbeveling.
Binnen het ETS hoeven bedrijven geen emissierechten af te dragen als zij hun CO2-emissies afvangen en opslaan (CCS). De gespreksleider werpt de vraag op of het wenselijk is dat bedrijven hun fossiele CO2-uitstoot mogen compenseren met negatieve emissies, door emissierechten op te kopen van initiatieven die CO2 aan de atmosfeer onttrekken. Dit zou de uitfasering van fossiele energiebronnen vertragen, terwijl alle vormen van negatieve emissies, van het aanplanten van bomen tot bio-energie met CCS (BECSS), hun risico’s en nadelen hebben.
Chahim wijst erop dat de EU nog niet besloten heeft over de eventuele rol van negatieve emissies in het ETS. Er wordt op dit moment over gepraat in Brussel. Na enige discussie komen de deelnemers aan de sessie tot de aanbeveling om negatieve emissies buiten het ETS te houden. We zullen in de toekomst bepaalde vormen van carbon dioxide removal (CDR) nodig hebben om het teveel aan CO2 in de atmosfeer te verminderen, maar daarvoor moet een aparte regeling in het leven worden geroepen, los van het ETS.
De deelnemers discussiëren ook over de vraag of Nederland voldoende hernieuwbare energie kan opwekken of importeren om alle huidige energie-intensieve industriële activiteiten te behouden, zoals de productie van kunstmest, plastics en transportbrandstoffen voor scheepvaart en luchtvaart. Chahim is sceptisch over de mogelijkheid om de zware industrie massaal te laten overschakelen op groene waterstof (uit water en stroom), gezien de schaarste van een aantal grondstoffen die nodig zijn voor de productie (elektrolyse) van groene waterstof, zoals iridium en platina. De deelnemers aan de sessie formuleren de aanbeveling om scherpere industriepolitieke keuzes te maken.

DEEL 3 DE CONCRETE VOORSTELLEN UIT DE DEELSESSIES

De deelsessies werden voorbereid met achtergrond informatie die die van te voren aan de deelnemers was toegestuurd. Deze info is te vinden onder het eerdere nieuwsitem op de site met de aankondiging van de conferentie.  

 1.    VOORSTELLEN DEELSESSIE VERDUURZAMEN HOOGBOUW

1.     Pas de wet- en regelgeving aan in de tijdgeest van de transitie. Splitsingsaktes en eigendomsrecht mogen de verduurzaming niet onnodig remmen, of zelfs blokkeren. Het Warmtefonds moet zich niet gedragen als een commerciële bank, maar zich flexibel opstellen om ook voor kwetsbare groepen de transitie mogelijk te maken. Ook de welstandscommissie moet minder verzaken in bureaucratie en subjectiviteit maar juist meer ruimte geven voor innovatie. De gemeentes mogen meer ondersteunend zijn bij het verkrijgen van noodzakelijke vergunningen. 
2.     Maak salderen van zonnestroom binnen hoogbouw mogelijk door het stroomverbruik en de stroomopwek via een collectieve stroommeter van het gebouw naar rato administratief te verdelen over de bewoners van het gebouw. 
3.     Na de verhuurdersheffing voor coöperaties en na steeds meer noodzaak voor energietoeslagen bij lagere inkomensgroepen, is het nu tijd om ruimhartige regelingen voor de verduurzaming voor hoogbouw op te zetten. Het risico zou daarbij vooral bij de overheid moeten liggen. Denk daarbij aan het voorschieten van financiering maar bijvoorbeeld ook aan het dragen van technische risico’s van relatief onbekende en beperkt geteste biobased materialen

Reacties:

Voor de verduurzaming van de hoogbouw is in principe veel draagvlak bouw. Vrijwel iedereen ziet dat ze er daardoor op vooruit gaan. Ook bestaan er thans goede modulaire technische mogelijkheden, waardoor bestaande gebouwen kunnen getransformeerd naar energie neutrale woningen. De techniek ontwikkelt zich steeds verder en zo ontstaan steeds betere mogelijkheden. Knelpunten in de verduurzaming liggen vooral in de regelgeving en in de financiële draagkracht van de bewoners. 
Joris Thijsen is het er mee eens dat er veel meer geld moet naar de verduurzaming in de hoogbouw. En de verdeling van de stroom moet eerlijker. En doe het dan ook gelijk in een keer goed. Zodat het gewoon geregeld is. Er zo’n 3,5 miljoen voor een isolatie offensief nodig. Daarbij is het van belang om de gemeenten te ontzorgen. 

Suzanne Kröger voegt daaraan toe om ook geld vrij te maken voor natuur-inclusief bouwen. Daar had ze een amendement voor ingediend bij de begroting. Er  moeten als een haas mensen opgeleid worden om al het isolatiewerk ook te gaan uitvoeren.
 
2.    VOORSTELLEN DEELSESSIE COÖPERATIEVE OPWEK EN LOCAL4LOCAL

1.    In de Energiewet moet lokaal eigendom en de rol van energiecoöperaties duidelijk vastgelegd worden. En het Local4Local moet hierin juridisch worden ondersteund.
2.    Op gemeentelijk niveau is beleid nodig om energiecoöperaties te bevorderen, ondersteunen en bij beleid te betrekken. Mede om professionalisering te bevorderen.
Maak convenanten tussen gemeentes en energiecoöperaties wordt aanbevolen over de aanpak van energie-gemeenschappen.
3.    Zorg als GroenLinks en PvdA voor informatie en voorlichting voor politieke vertegenwoordigers op lokaal niveau over Local4Local. 

Reacties:

Suzanne Kröger en Joris Thijssen: De nieuwe energiewet wordt heel belangrijk, het ideaal is  om zoveel mogelijk energie lokaal op te wekken. Decentrale opwek moet in handen zijn van burgers en lokale bedrijven zelf in energiecoöperaties. Deze zaken moeten nu goed in de Energiewet geregeld gaan worden. Zodat iedereen van de eigen lokale opwek kan gaan profiteren. We hebben voor de energietransitie de energiecoöperaties nodig. Wil daar 200 miljoen voor laten vrijmaken om coöperaties van de grond te krijgen en te professionaliseren De lokale overheid kan ook als 3e partij deelnemen.

3.    VOORSTELLEN DEELSESSIE NATIONALE OPWEK EN STROOMNET

1.    Allereerst een eerlijker toegang tot het net. Dat gaat nu via wie het grootst is en het eerst roept. Dat moet anders, het maatschappelijk belang van duurzame energie moet centraal staan, zo moeten juist energiecoöperaties eerder aan bod komen. De netbeheerders  moeten de  opdracht krijgen om bij nieuwe/versterkte aansluitingen prioriteit te geven aan maatschappelijk nut.
2.    Een tweede punt betreft de noodzaak van energieplanologie. Er moet veel meer op de lange termijn gedacht en gehandeld worden. Met goede afspraken over het verdelen van de capaciteit en het slim onderling afstemmen door gebruikers van de tijdstippen en hoeveelheid van energie verbruik. Daarnaast verzwaring van het net versneld mogelijk maken met kortere vergunningprocedures.
3.    Het derde punt betreft het lokaal oplossingen bieden voor netcongestie door lokale energiehubs, lokale energiesystemen te koppelen aan het net, of zelfstandig (bijvoorbeeld op bedrijventerreinen) te laten bestaan rond eigen opwek met bijvoorbeeld windmolens. Richt op wijkniveau energiecorporaties op (5-10000 woningen)

Reacties

Suzanne Kröger is het eens met noodzaak van een integrale aanpak. Nu zijn verschillende ministeries betrokken bij verschillende elementen van transitie op wijkniveau. Zelfs een coördinerende Minister voor Klimaat heeft dat niet kunnen doorbreken. Ook eens met de noodzaak voor een industriepolitiek, om de vraag naar energie in de hand te houden.
Zij wijst erop dat energiebesparing toch een belangrijk onderwerp is en blijft. We besteden daar te weinig aandacht aan. We kunnen niet zomaar zeggen: laten we alle brandstof-auto’s met elektrische auto’s vervangen. Dat leidt tot nieuwe schaarste. We moeten een visie hebben op mobiliteit en energie.
Pallas Achterberg bevestigt noodzaak van industriepolitiek. Wijst erop dat binnenkort de eerste woonwijk wordt gebouwd die niet aangesloten kan worden op het net!  Dat bevestigt het belang van energieplanologie toepassen.
Uit de zaal vult Huib van Essen (Gedeputeerde in Utrecht) aan dat provincies al een opdracht hebben om ruimtelijke ordening en energie op elkaar af te gaan stemmen.
Pallas Achterberg antwoordt dat provincies dat dan wel op een andere manier moeten gaan doen. Ze moeten nu woonwijken voorop gaan zetten, en breken met de gewoonte om het bedrijfsleven altijd voorrang te geven.
Joris Thijssen stelt dat de regering zegt de bestaande industrie wel te willen helpen  vergroenen. Maar minister Adriaansen wil de regie aan de markt overlaten. Dat gaat dus niet werken. Dappere politici zijn nodig die gaan kiezen tussen welke industrie we in de toekomst willen hebben en wat we moeten afbouwen. Ook Groenlinks/PvdA moet daar nog meer werk in steken.

4.    VOORSTELLEN DEELSESSIE EU EN INTERNATIONAAL

1.    Houd negatieve emissies buiten het ETS, bouw gratis emissierechten snel af, 75% in 2030 50%. Want momenteel zijn er teveel gratis emissierechten.
2.    De ETS lost niet alles op want bij de sluiting van kolencentrales blijven er nog CO2 rechten op de markt. Die moeten weg genomen worden.
3.    GL-PvdA moeten groene industriepolitiek durven gaan voeren.

Reacties

Het ETS zou er voor moeten zorgen dat in 2038 de Europese industrie emissie-neutraal is. Een probleem van vandaag is dat er nog te veel gratis emissierechten in de markt zijn. Dat is een vorm van fossiele subsidies. In Nederland is binnen de ETS nog ¾ van de uitstoot gratis. In 2030 nog de helft, in 2035 zou dit pas ophouden. We moeten sneller naar nul-uitstoot en eerder van die gratis rechten af. 
Het bestaan van het ETS is geen argument tegen ander beleid: in Nederland stoppen we in 2030 met gebruik van kolen voor elektriciteitsopwekking. De emissierechten die daarmee worden gespaard kunnen elders in de EU het doorgaan met kolen makkelijker maken, een waterbed effect. Je moet die rechten uit de markt nemen om dat te voorkomen. 
Verder moeten we negatieve emissies buiten de ETS houden, zoals BECCS. Die zijn op zich wel belangrijk, maar niet als wisselgeld voor doorgaande uitstoot elders.
Joris Thijssen stelt dat: emissies uit markt halen een aparte doelstelling moet worden. Bedrijven maken veel winst, kunnen wel voor rechten betalen.
Wat industriepolitiek betreft moeten we op EU niveau gaan denken: hebben we een kunstmestfabriek in Nederland nodig? Nee, 6 raffinaderijen ook niet. Wel moeten bij het beëindigen van die bedrijven goede regelingen komen voor de werknemers. Samen met de FNV werken we aan een werkgarantiefonds, wat in actie komt als de werknemers niet helpen met omscholen.
Suzanne Kröger vertelt dat de kamerleden via een motie hebben voorgesteld om de gratis rechten uit de markt te halen, maar daar kregen ze geen meerderheid voor. Ze pleit ervoor dat de EU de vorige week door de Commissie gedane belofte te streven naar 90% reductie in 2040 snel in regelgeving omzet, want dat gaat ons op nationaal niveau helpen.
Joris Thijssen: vanwege het argument dat industrie de EU zal verlaten met het afschaffen van gratis rechten, is de komst van de CBAM (Carbon Border Adjustment Mechanism) erg belangrijk: de EU gaat voor een aantal import-producten een koolstofbelasting heffen aan de grens, wanneer die afkomstig zijn van landen waar geen vergelijkbaar systeem als ETS bestaat. Daarmee blijft productie binnen de EU concurrerend.

SLOTWOORD VAN DAGVOORZITTER SASKIA KLUIT 

Kijkt terug op een zeer interessante middag. Er zijn grote knoppen om aan te draaien, zoals:
-    Noodzaak voor een klimaatgemotiveerde industriepolitiek: we moeten daarvoor de relevante keuzes gaan maken.
-    Energiecoöperaties moeten ondersteund worden als belangrijke spelers in de energietransitie en de lokale energiegemeenschappen.
-    De problemen op het elektriciteitsnetwerk moeten en kunnen snel opgelost worden, daar zijn diverse aanpassingen van de wet- en regelgeving voor nodig, zoals die in de discussies benoemd werden.
-    De komende verkiezingen zijn een kans om dit soort dingen voor elkaar te gaan krijgen.