Donderdag 16 april hield het milieunetwerk van GL een informatie- en discussieavond over milieucriminaliteit. De doelstelling van de avond was om een beeld te geven van wat milieucriminaliteit inhoudt en waar de problemen liggen, met de achterliggende vraag of we hier wel of geen agendapunt of programmapunt voor GL van zouden moeten maken? Er waren een kleine 20 belangstellenden gekomen die in vanuit hun dagelijks werk betrokken waren; naast raadsleden en statenleden en vertegenwoordiging van de TK-fractie waren er deskundigen op het gebied van bodemverontreiniging, uit de maritieme sector, de chemie en mensen werkzaam bij overheden en advies en bijvoorbeeld de Groene Zaak. Voorzitter Titia van Leeuwen opende met de vraag: "Wat is milieucriminaliteit?"
De eerste genodigde, Rob de Rijck, officier van justitie bij het openbaar ministerie en coördinator landelijke milieuzaken, gaf met een reeks voorbeelden aan hoe divers het gebied van milieucriminaliteit is:
- verontreinigde wolhandkrabben, die vanwege verontreiniging niet gevangen mogen worden, maar toch in het restaurant op het bord liggen,
- de brand bij Chemie Pack,
- onzorgvuldig handelen tijdens het rangeren van goederenwagons met uitslaande brand met giftige stoffen als gevolg,
- illegale export van afval, illegale import van bomen of dieren, doorvoer van bestrijdingsmiddelen zonder toelating,
- illegale slachterijen,
- dumpen van afval van synthetische drugs,
- illegaal vuurwerk,
- asbestzaken
- fraude met vervuilde grond.
Alle overtredingen die door het OM vervolgd kunnen worden moeten genoemd zijn in de Wet op de economische delicten, maar de oorsprong van overtredingen komt ook voort uit o.a. de Wet milieubeheer, Wet vervoer gevaarlijke stoffen, export van afvalstoffen, import van (verboden) stoffen, wetgeving tav dierenwelzijn en verhandelen van dieren. De échte milieucriminaliteit noemt Rob de Rijck de zaken waarbij bewust crimineel gehandeld wordt. Het is georganiseerd, gaat om veel geld met weinig inzet (zoals bij afval, synthetische drugs) en de toezichthouder wordt bewust misleid. Daarnaast is er zgn. 'gelegenheids-milieucriminaliteit'. Dat zie je vaak bij bedrijven, de criminele handeling is niet het doel, maar ontstaat door de gelegenheid. Omdat milieucriminaliteit zo divers is, is het lastig voor het OM maar ook voor de rechter om tot passende sancties en straffen te komen. Bovendien is milieucriminaliteit relatief nieuw waardoor er nog maar weinig voorbeelden zijn van opgelegde straffen. Er is geen 'traditie' zoals bijvoorbeeld bij moordzaken of overvallen. Ook daarom is het lastig voor het OM om een goed strafniveau te vinden en ook rechters zijn nog te weinig gespecialiseerd. De wet schrijft alleen maximum straffen voor en bijna altijd komt het uit op een geldboete. Dat voelt echter heel vaak niet als straf. Er ligt dus een uitdaging om naar andere, effectievere straffen te gaan, zoals het opleggen van een verbod om gebruik te maken van een vergunning (NB dit is niet hetzelfde als het intrekken van een vergunning is, dit valt namelijk ook het bestuursrecht ipv strafrecht) Maar ook vanuit het bestuursrecht is er meer mogelijk dan op dit moment wordt toegepast, zoals bv het intrekken van een vergunning, of het toepassen van de bestuurlijke strafbeschikking (voor kleinere zaken die dan buiten het strafrecht blijven). Bij het openbaar bestuur is op dit moment te weinig bekend welke mogelijkheden de wetgeving nu al biedt om overtreders strenger te straffen.
Wat is de strategie van het OM bij de selectie van zaken? Rob de Rijck legt uit dat de selectie op basis van 3 punten plaatsvindt:
- de ernst van de zaak,
- de gevolgen en
- het gedrag van de overtreder (opzet, recidive).
Zaken komen bij het OM terecht vanuit de inspecties, via eigen onderzoek, maar soms ook van belangengroepen die zaken aanbrengen.
De tweede genodigde van de avond, Jan van den Heuvel, was directeur van de milieudienst Rijnmond/DCMR (tot 1 februari 2015) en is sindsdien kwartiermaker en beoogd bestuursvoorzitter van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming. Vanuit Rijnmond heeft hij vanuit bestuurlijke kant ruime ervaring met diverse vormen van milieucriminaliteit. Net als Rob de Rijck geeft hij aan dat het spel en de samenwerking tussen de bestuurlijke handhaving en de strafrechtelijke vervolging lastig en gecompliceerd is. Ze zouden elkaar moeten aanvullen, maar dat werkt nog lang niet altijd zo. Bestuurlijk zijn er vele landelijke en regionale instituten zoals omgevingsdiensten, douane, waterschappen, landelijke inspecties met ieder hun eigen (gemandateerde) bevoegdheden. In vergelijk met het OM en de politie hebben deze organisaties meer milieudeskundigheid in huis en kunnen ze sneller werken, bijvoorbeeld door het uitdelen van bestuurlijke boetes. Dat betekent wel dat het strafrecht in zo'n zaak verder buiten spel staat, want een dubbele bestraffing van eenzelfde delict kan niet. Daar staat tegenover dat door van het strafrecht gebruik te maken, je dieper en harder kan optreden. Bovendien zijn er meer bevoegdheden nodig voor vervolging, zoals telefoon taps en verhoor onder ede. Inschakeling van het OM vindt meestal plaats bij 'betekenisvolle' zaken, als er slachtoffers in het spel zijn, een zaak grote maatschappelijke impact heeft of wanneer er sprake is van ketencriminaliteit. Nadeel van het strafrecht is dat het alleen bestraft en niet is gericht op herstel of verbetering. Bovendien hebben strafzaken vaak een lange doorlooptijd.
Omgevingsdiensten zoals bijvoorbeeld de Milieudienst Rijnmond /DCMR zijn uitvoeringsdiensten, met gemeenten en provincies als bevoegd gezag. Een van de redenen om dergelijke diensten in te stellen is een iets grotere afstand van de individuele plaatselijke politiek. Maar ook daar blijft de vraag hoe onafhankelijk de handhaving daar is als het om afwegingen tussen economische belangen en milieu/veiligheid gaat? Een ander punt zijn is dat de overheid verzekerd tegen is juridische en maatschappelijke schade en dat in de praktijk de verzekeraars de een grote stem hebben bij overwegingen tav wel of niet ingrijpen.
Tenslotte nog enkele aanbevelingen van Jan van den Heuvel. Hij pleit voor een verdergaande concentratie van de omgevingsdiensten (nu zijn er nog 29) en een grotere scheiding van beleid en handhaving. Hij adviseert de politie en het OM om verder te specialiseren en te zorgen voor het afronden van zaken, "liever 2 zaken afronden dan 23 analyseren". Aan de politiek vraagt hij minder incidentgericht te reageren (minder 'risico-regel reflex'). Realiseer je dat ook veiligheid het afwegen van belangen is.
Uit de vragenronde komt nog een aanbeveling om de bestuurlijke afwegingen transparant te maken. Op het moment dat een toezichthouder een (milieu)overtreding constateert kan een bestuurder ervoor kiezen om deze overtreding vanwege bv economische belangen niet te vervolgen of te bestraffen. Voor het publiek moet deze afweging dan wel zichtbaar zijn zodat er een debat mogelijk is over deze afweging. Op dit moment zijn dergelijke bestuurlijke afwegingen nog niet transparant.
Marca Schrap
Joep Verhoeven
(milieunetwerk GroenLinks)